Beroep tegen dwangmaatregelen van sociale inspecteurs
Beroep tegen dwangmaatregelen van sociale inspecteurs ingewilligd in een vonnis van 13 september 2022 van de voorzitter van de arbeidsrechtbank
Naar aanleiding van een door de RSZ-inspectie onaangekondigde zoeking en inbeslagname in een administratieve onderzoeksfase, tekende een werkgever waar deze zoeking plaatsvond beroep aan bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank, op grond van artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het Sociaal Strafrecht. Dit beroep kan worden ingesteld door eenieder die van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door onder meer inbeslagnemingen en verzegelingen en bepaalde opsporings- en onderzoeksmaatregelen.
In een vonnis zoals in kort geding van 13 september 2022 werden de zoeking en inbeslagneming onwettig en nietig verklaard en de RSZ werd veroordeeld tot de teruggave van de in beslag genomen informatiedragers.
De voorzitter oordeelt onder meer dat de legaliteit van de dwangmaatregelen en de eerbiediging van het finaliteit en proportionaliteitsbeginsel met volle rechtsmacht moet worden getoetst en dat volgens de toepasselijke civielrechtelijke bewijsregels de RSZ de bewijslast draagt van deze naleving. De schriftelijke vaststellingen bedoeld in artikel 53 Soc.Sw. zijn het voornaamste bewijsmiddel.
De onwettige maatregelen zijn nietig en het bewijsmateriaal verkregen met miskenning van de betrokken regels kan in een eventuele latere burgerlijke of strafprocedure niet worden aangewend.
De voorzitter stelt vast dat aan de formele garanties van artikel 53 Soc.Sw. niet is voldaan en dat de RSZ-inspectie de cascaderegeling van artikel 28 § 3 Soc.Sw. miskende, omdat niet wordt aangetoond dat de zoeking werd voorafgegaan door een vraag tot overlegging van welbepaalde informatiedragers. Evenmin werd bewezen dat de zoeking en inbeslagneming zich limiteerde tot de in artikel 28 § 3 Soc.Sw. bedoelde informatiedragers die er het voorwerp van kunnen uitmaken. De RSZ maakt niet plausibel dat de zoeking vereist was omwille van de aard van het onderzoek of het gevaar dat er informatiedragers zouden verdwijnen of worden gewijzigd.
De naleving van het proportionaliteitsbeginsel wordt niet aangetoond en de zoeking kan als een verboden fishing expedition worden gekwalificeerd. De RSZ-inspectie besliste op basis van onvoldoende onderbouwde vermoedens tot een daarmee disproportionele samen met fiscale controleurs uitgevoerde grootscheepse actie, met miskenning van de wettelijke krijtlijnen van haar onderzoeksbevoegdheden.