Twee broers schuldig verklaard aan opzettelijke slagen en verwondingen zonder het oogmerk om te doden, maar met de dood tot gevolg
Het hof van assisen Oost-Vlaanderen heeft twee broers schuldig verklaard aan het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen zonder het oogmerk om te doden, maar met de dood tot gevolg. Ze werden veroordeeld tot respectievelijk 8 jaar en 10 jaar gevangenisstraf.
Feiten
Op 19 november 2021 ging de eerste beschuldigde met het slachtoffer op café in Aalst. Rond 20.30u trokken ze samen naar het appartement van het slachtoffer om darts te spelen.
In het appartement ontstond na enige tijd een korte schermutseling tussen het slachtoffer en de eerste beschuldigde, waarop die zijn broer opbelde. Buiten aan het appartement – dat gelegen was op een fabrieksterrein – kwam het dan tot een vechtpartij tussen beide beschuldigden en het slachtoffer. Een buurtbewoonster hoorde het rumoer en verwittigde de hulpdiensten.
Bij hun aankomst trof de politie de twee beschuldigden aan, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Hij bloedde aan het achterhoofd en uit de mond, was bewusteloos en had stuiptrekkingen. De man werd in levensgevaar overgebracht naar het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis in Aalst, waar hij op 5 december 2021 overleed aan een zwaar hoofd- en hersentrauma.
Beschuldigingen
De twee beschuldigden werden na hun verhoor gearresteerd. Zij stonden voor het hof van assisen terecht voor doodslag.
Hof van assisen verklaart de beschuldigden schuldig – maar niet aan doodslag
Na afloop van de getuigenverhoren en de pleidooien oordeelde de volksjury dat beide beklaagden schuldig zijn aan opzettelijke slagen en verwondingen zonder het oogmerk om te doden, maar met de dood tot gevolg. Er was volgens de jury geen sprake van doodslag.
Het hof van assisen heeft de eerste beschuldigde hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De tweede beschuldigde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. De tweede beschuldigde wordt ook levenslang uit zijn burgerrechten ontzet.
Motivering schuld
De volksjury hield bij haar oordeel rekening met de volgende elementen:
- Er bestaat niet de minste redelijke twijfel dat de verwondingen van het slachtoffer werden veroorzaakt door de slagen die hem gelijktijdig door beide beschuldigden werden toegebracht. Beide beschuldigden hebben op de zitting ook toegegeven dat zij samen en op hetzelfde moment opzettelijk slagen toebrachten aan het slachtoffer. De schoenen van de eerste beschuldigde vertoonden bloedspatten die van het slachtoffer afkomstig waren. Op de schoen van de tweede beschuldigde werd een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarvan een deel was bijgedragen door het slachtoffer.
- Uit het onderzoek bleek dat de geweldpleging op het slachtoffer intenser en langduriger was dan beide beschuldigden voorhielden. Alle verklaringen van de beschuldigden over de aard van de geweldpleging komen over als ongeloofwaardig.
- Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet op voldoende overtuigende en zekere wijze gebleken dat de beschuldigden het oogmerk hadden om het slachtoffer te doden. Er zijn geen aanwijzingen dat het gebruikte geweld ten allen tijde en per definitie de dood van het slachtoffer moest teweegbrengen.
- De eerste vaststellers verklaarden ook dat de beide beschuldigden in paniek waren over de toestand van het slachtoffer en er voortdurend op aandrongen om medische hulpverlening op te roepen.
- Er is niet de minste aanwijzing dat de geweldpleging onmiddellijk werd uitgelokt door zware gewelddaden tegen personen. Ook het ‘aanstormen’ door het slachtoffer, zoals voorgehouden door de beide beschuldigden, kan onmogelijk worden beschouwd als zwaar geweld tegen personen. Er is zodoende geen sprake dat het slachtoffer de geweldpleging zou hebben uitgelokt.
Motivering strafmaat
Het hof en de volksjury baseerden zich bij het bepalen van de strafmaat op volgende elementen:
- De persoonlijkheid van de beschuldigden. Voor de tweede beschuldigde moeten de gepleegde feiten worden gekaderd in een hardnekkig aangehouden parasitaire levensstijl, die gekenmerkt wordt door middelenmisbruik en asociaal gedrag, zodat wat hem betreft er duidelijk sprake is van gevaar op recidive.
- De beschuldigden hebben om ronduit banale redenen en tijdens een uitbarsting van zinloos en vooral in drugmisbruik te kaderen geweld, opzettelijk dermate zware slagen en stampen toegebracht aan het slachtoffer dat die daarna is overleden.
- De feiten getuigden van een extreem gebrek aan respect voor de fysieke integriteit van het slachtoffer en voor het recht op leven waarover ieder mens onaantastbaar beschikt. Ze wijzen ook op een gevaarlijke ingesteldheid. De door de beschuldigden gepleegde geweldpleging en de gevolgen daarvan hebben ervoor gezorgd dat het leven en de levenskwaliteit van de burgerlijke partijen onherstelbaar zijn aangetast.
- Het blanco strafregister van de eerste beschuldigde.
- De bepaalde bestraffing is absoluut noodzakelijk om de beide beschuldigden het besef bij te brengen van de uiterst grote ernst van de feiten en om de kans op recidive zoveel mogelijk te neutraliseren. Het opleggen van een straf met uitstel van tenuitvoerlegging, al dan niet met voorwaarden, bleek voor geen van beide beschuldigden geschikt.