Hof van assisen veroordeelt man tot 24 jaar gevangenisstraf wegens moord

23/05/2025

Het hof van assisen West-Vlaanderen heeft een man schuldig bevonden aan moord. Hij had op 6 maart 2021 zonder aanwijsbare reden een toevallige voorbijganger doodgestoken. Hij is voor deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaar. Hij wordt ook levenslang ontzet uit zijn burgerrechten en voor een termijn van 10 jaar ter beschikking gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank.

Feiten

Op 6 maart 2021 liep de beschuldigde door de straten van Tielt. Hij ontmoette daar toevallig een man, die voor hem aan het wandelen was. Zonder aanwijsbare reden stak de beschuldigde de man drie keer met een mes. Het slachtoffer slaagde er nog in zijn woning te bereiken, maar overleed later aan zijn verwondingen.

Verschijning door het hof van assisen

De feiten werden gecatalogeerd als moord, waardoor de beschuldigde voor het hof van assisen in Brugge moest verschijnen. Het proces startte op 16 mei 2025 en liep tot en met 23 mei 2025.

Hof van assisen verklaart beschuldigde schuldig aan moord

De volksjury heeft de beschuldigde schuldig verklaard aan moord. Hij is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaar. Hij wordt ook levenslang ontzet uit zijn burgerrechten en voor een termijn van 10 jaar ter beschikking gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank.

Motivering schuld

De volksjury hield met verschillende elementen rekening om de eerste beklaagde schuldig te verklaren aan moord:

  • De beschuldigde heeft tijdens het gerechtelijk onderzoek toegegeven dat hij de messteken opzettelijk aan het slachtoffer toediende. Hij heeft dit tijdens het onderzoek ter terechtzitting nogmaals erkend en bevestigd.
  • Het moordwapen werd aangetroffen in het appartement van de beschuldigde.
  • De jury is van oordeel dat er niet de minste redelijke twijfel over bestaat dat de beschuldigde deze messteken heeft toegediend met het oogmerk om het slachtoffer te doden. Dit blijkt uit de vaststelling dat de beschuldigde een groot vleesmes gebruikte en dat hij daarmee met kracht twee diepe messteken toediende in de borststreek van het slachtoffer, waar zich de vitale organen bevinden.
  • Er bestaat evenmin twijfel dat de beschuldigde de feiten met voorbedachten rade heeft gepleegd. Dit bleek onder andere uit volgende gegevens: De beschuldigde had op de avond van de feiten op voorhand het grote vleesmes in bezit, dat hij zonder medeweten van zijn broer uit diens appartement had meegenomen. De beschuldigde droeg een muts, waarmee hij zich, in combinatie met een medisch mondmasker, zo goed als onherkenbaar had gemaakt. De beschuldigde is het slachtoffer gevolgd. Nadat hij hem inhaalde, heeft hij – zonder dat het slachtoffer enige bedreiging vormde – hem onmiddellijk met drie messteken neergestoken. Daarna sloeg de beschuldigde op de vlucht. De beschuldigde heeft nadien aan zijn broer gezegd dat hij de feiten pleegde om eens te weten hoe dit zou aanvoelen.
  • De beweringen van de beschuldigde (dat de feiten louter toeval waren, dat zijn broer zijn uitspraken verkeerd heeft geïnterpreteerd en dat hij de messteken louter impulsief toediende toen het slachtoffer zich omdraaide en dat hij daarbij niet het oogmerk had om te doden) acht de jury ongeloofwaardig.

Motivering strafmaat

Bij het bepalen van de strafmaat baseerden het hof en de volksjury zich op volgende elementen:

  • De beschuldigde heeft op straat een toevallige voorbijganger opgewacht, achtervolgd en vervolgens onverhoeds doodgestoken met een groot vleesmes, en dit omdat hij eens wilde ervaren hoe het doden van een mens aanvoelt. Enig ander motief is nooit gebleken uit het onderzoek en de debatten ter terechtzitting.

 

  • Deze dodelijke geweldpleging, en vooral de aanstootgevende zinloosheid daarvan, wijzen op een ontspoord en duister nihilisme en op een fundamenteel verstoord normbesef. Dit doet vrezen dat de beschuldigde, in bepaalde omstandigheden, een acuut gevaar kan vormen voor de openbare veiligheid.

 

  • Ten gunste van de beschuldigde moet als verzachtende omstandigheid worden weerhouden dat hij opgroeide in een disfunctioneel gezin, waarin hem erg weinig sturing en structuur werd gegeven. Het is ook aangetoond dat de beschuldigde, die nog jong en veeleer immatuur was, in de maanden onmiddellijk voorafgaand aan de feiten, een erg geïsoleerd en door alcoholmisbruik getekend bestaan leidde. Daarbij hield hij zich voornamelijk in het gezelschap van zijn broer, wiens levenswijze al even somber en ontwricht was als de zijne. De beschuldigde heeft voor het overige een blanco strafverleden en werd door de moraliteitsgetuigen niet als agressief omschreven.

 

  • De terbeschikkingstelling aan de strafuitvoeringsrechtbank zal toelaten dat de beschuldigde ook na het ondergaan van zijn opsluiting onder dwingend toezicht wordt gehouden. Dit is noodzakelijk omdat de beschuldigde, in bepaalde omstandigheden, klaarblijkelijk in staat is om zonder enige aantoonbare reden of aanleiding dodelijk geweld aan te wenden tegen iemand die zich louter toevallig in zijn omgeving bevindt.