Persbericht politierechtbank Antwerpen: beroep tegen GAS-boete voor pro-Palestijnse standpunten tijdens Pride 2024
Bij vonnis van 14 oktober 2025 heeft de politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, het beroep gegrond verklaard dat twee deelnemers aan de Antwerp Pride 2024 hadden aangetekend tegen een GAS-boete die hen was opgelegd voor het innemen van pro-Palestijnse en anti-Israëlitische standpunten tijdens de Pride. De rechtbank stelt dat nergens uit blijkt dat zij dit niet hadden mogen doen, noch dat hun actie een gevaar opleverde voor de openbare orde en rust.
Op 10 augustus 2024 vond de parade van de Antwerp Pride plaats. Tijdens deze parade werd een groep manifestanten aangetroffen met Palestijnse vlaggen en sjaals. De manifestanten verkondigden daarbij anti-Israëlitische standpunten.
TE en AD, die tot de groep manifestanten behoorden, kregen elk een GAS-boete van 50 EUR op grond van het stedelijk verbod om manifestaties in te richten, zonder schriftelijke en voorafgaande toestemming van de burgemeester en op grond van het verbod om deel te nemen aan een manifestatie die de openbare veiligheid, orde en rust ernstig kan verstoren.
TE en AD gingen daartegen in beroep bij de politierechtbank.
Zij stelden in eerste instantie dat ze deel uitmaakten van de paradewagen van de UAntwerpen, die correct was aangemeld voor de Antwerp Pride, en dat zij ook zelf correct waren aangemeld via de UAntwerpen.
De rechtbank volgt hen daarin. Zij verwijst onder meer naar de polsbandjes van de UAntwerpen, die TE en AD droegen tijdens de manifestatie, hun spandoek op de wagen van de UAntwerpen en hun aanwezigheid op de paradewagen van de UAntwerpen.
TE en AD stellen vervolgens dat op rechtmatige wijze hun mening hebben geuit tijdens een toegestaan publiek evenement.
Ook hierin treedt de rechtbank TE en AD bij.
De rechtbank is vooreerst van oordeel dat de stad Antwerpen niet aantoont tot welke meningen en standpunten de parade van de Pride was afgelijnd. Volgens de rechtbank geeft de stad Antwerpen een eigen invulling van waar de Pride voor staat. Uit de omschrijving van de aanvraag van de parade, met name een “festival” voor de “LGBTQIA+gemeenschap en vrienden, kortom voor iedereen”, kan niet afgeleid worden dat de Palestijnse kwestie niet onder de aandacht mocht gebracht worden. Dat een “festival” moet begrepen worden als een manifestatie die beperkt blijft tot een van culturele en sociale aard, zonder dat er politieke of religieuze standpunten kenbaar mogen gemaakt worden, is volgens de rechtbank een eenzijdige interpretatie van de stad Antwerpen.
Dat de manifestatie van TE en AD niet als een vreedzame betoging kon beschouwd worden en er een onaanvaardbaar risico voor de openbare orde en openbare rust bestaan zou hebben, wijst de rechtbank evenzeer af. De verstoring van de openbare orde was louter hypothetisch en is op geen enkel concreet element gebaseerd. TE en AD hebben op een geweldloze wijze hun standpunten verkondigd en ze hebben zonder verzet de manifestatie verlaten op eerste vraag van de politie.
Kortom, het is niet bewezen dat TE en AD zelf een manifestatie hadden georganiseerd over de Palestijnse kwestie, los van de parade van de Pride, noch dat hun actie voor ernstige overlast zorgde. De GAS-boetes die TE en AD kregen, heeft de rechtbank ongedaan gemaakt.