Beklaagde krijgt 6 maanden gevangenisstraf met uitstel als gevolg van dodelijk verkeersongeval
De politierechtbank in Aalst heeft een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel als gevolg van een dodelijk verkeersongeval. De beklaagde – die toen werkzaam was als koerier bij een pakjesbedrijf – was bij een levering vergeten om de handrem van zijn lichte vrachtwagen op te trekken. Het voertuig ging hierdoor aan het bollen en raakte twee personen. Beide slachtoffers stierven aan hun verwondingen.
Feiten
Op 16 mei 2022 was de beklaagde aan het werk als koerier van een Nederlands pakjesbedrijf. Hij moest een pakje afleveren in de Weggevoerdenstraat in Aalst. Hij vergat zijn handrem op te trekken, waardoor de lichte vrachtwagen in de neerwaarts hellende straat vooruit begon te bollen. Op dat moment stonden een dakwerker en zijn klant iets verderop in de straat te kijken naar het resultaat van de werken aan het dak van een woning. Zowel de dakwerker als de klant (een oudere vrouw) werden door het voertuig geraakt. Zij overleden aan hun verwondingen.
Tenlastelegging
De chauffeur van de bestelwagen moest zich voor de politierechtbank verantwoorden voor:
- onvrijwillige doodslag (bij een verkeersongeval dat aan zijn persoonlijk toedoen te wijten is, door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg)
- als bestuurder van een voertuig niet steeds in staat te zijn geweest alle nodige rijbewegingen uit te voeren en/of niet voortdurend zijn voertuig goed in de hand te hebben gehad.
- als bestuurder op de openbare weg zijn voertuig te hebben verlaten zonder de nodige voorzorgen te nemen om enig ongeval of enig misbruik door derden te voorkomen.
- als bestuurder van een motorvoertuig op de openbare weg, zonder noodzaak, de motor in vrijloopstand te hebben laten draaien.
Strafmaat
De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel voor een termijn van 3 jaar, en een boete van 4.000 euro. De beklaagde mag ook 2 jaar lang geen voertuigen besturen. Het herstel van zijn recht tot sturen is afhankelijk van het slagen in een theoretisch en praktisch examen, een medisch onderzoek en een psychologisch onderzoek.
Er werd ook een deskundige aangesteld om de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de beklaagde inzake het besturen van een motorvoertuig te onderzoeken. De verdere behandeling in voortzetting zal plaatsvinden op de openbare terechtzitting van 19 mei 2025 van deze rechtbank.
Morele schadevergoeding
Aan de verschillende burgerlijke partijen moeten de werkgever van de beklaagde en de verzekeringsmaatschappij een totale schadevergoeding van 102.000 euro en een rechtsplegingvergoeding van 4.500 euro betalen.
Aansprakelijkheid slachtoffers
De rechtbank heeft geoordeeld dat er in hoofde van beide slachtoffers geen foutief gedrag kon weerhouden worden. De rechtbank wees hierbij op volgende feiten:
- Uit het verslag van de deskundige bleek dat beide slachtoffers relatief dicht tegen de rand van de rijbaan stonden.
- Het uitlooptraject en de eindstand van de lichte vrachtwagen bevonden zich op het voetpad.
- Omdat de lichte vrachtwagen naar beneden ‘bolde’, kon de motor alleen in vrijloopstand draaien. De motor werd dus niet belast, zodat het voertuig weinig motorlawaai maakte dat de slachtoffers had kunnen verwittigen.
- Een getuige van het ongeval verklaarde dat hij het voertuig ook niet hoorde aankomen, maar het pas opmerkte bij de aanrijding zelf.
Motivering rechtbank
De rechtbank hield bij haar oordeel rekening met volgende elementen:
- Uit het dossier kon niet worden afgeleid dat de beklaagde de handrem opzettelijk niet zou hebben gebruikt. Er moet dus van uit gegaan worden dat dit een vergetelheid betreft. Het is een feit “des mensens” dat de spreekwoordelijke beste ook kan overkomen, zonder dat daar enig opzet mee is gemoeid. De rechtbank besluit dan ook dat er geen sprake is van een zware fout in hoofde van de gedaagde.
- Het feit dat er geen bijkomende bijzondere verzwarende omstandigheden zoals overdreven snelheid, intoxicatie/drugs of verregaande quasi opzettelijke roekeloosheid aanwezig waren.
- De rechtbank stelde vast dat de beklaagde aangegrepen is door de feiten, niet alleen omwille van de impact op zijn eigen persoon maar ook omwille van leed en verdriet dat veroorzaakt werd bij de nabestaanden.