persbericht REA Antwerpen: uitspraak in de zaak van de vondeling
De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, veroordeelde op 18 juni 2025 een beklaagde voor het verlaten als moeder van haar pasgeboren baby tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een geldboete van 800 euro met probatie-uitstel.
Beklaagde bracht het kind op 12 maart 2024 binnen in het ziekenhuis ZNA Jan Palfijn en stelde de baby te hebben gevonden op het kerkhof van Merksem. Na een medische screening bleek het kind licht onderkoeld te zijn en positief te testen op cocaïne in het bloed. Verder was de baby in goede gezondheid. Er diende zich aanvankelijk – na het in de pers komen van de “vondelingenzaak” – een vrouw aan die beweerde de moeder van het kind te zijn. Dit bleek nadien om een valse verklaring te gaan van een vrouw met psychische problemen en een onvervulde kinderwens. Uit navolgend DNA-onderzoek bleek beklaagde de biologische moeder te zijn van het kind. Later bleek de burgerlijke partij de biologische vader te zijn van het kind.
Bij verhoor stelde beklaagde dat zij niet wist dat zij zwanger was en meende zij zich de bevalling niet te kunnen herinneren. In een later verhoor gaf zij aan dat zij hierover zou getwijfeld hebben maar dat zij hier verder niet meer over had nagedacht aangezien een andere vrouw zich inmiddels had aangemeld als moeder.
Er werd een gerechtsdeskundige-psychiater aangesteld om beklaagde te onderzoeken. Deze verwees naar het feit dat beklaagde zelf een ‘twijfel’ vermeldde of het kind niet van haar was, gezien gewaarwordingen aan de baarmoeder, pijnklachten en bloedingen. De deskundige beschreef dat vanuit haar intellectuele capaciteiten en eerdere bevallingen, mag worden aangenomen dat beklaagde in staat was in te schatten inderdaad de moeder van het kind te kunnen zijn en dat zij dit had kunnen kenbaar maken in het ziekenhuis.
De rechtbank oordeelde dan ook dat de feiten bewezen zijn gelet op de medische vaststellingen omtrent de toestand van de baby, de verklaringen van de vader van het kind (tevens ex-echtgenoot van beklaagde), de verklaringen van beklaagde zelf, de DNA-match en de resultaten van het deskundigenonderzoek. De rechtbank legde een gevangenisstraf en geldboete op met uitstel van tenuitvoerlegging, gekoppeld aan probatievoorwaarden. Beklaagde kreeg als bijzondere probatievoorwaarden opgelegd om zich ten eerste te laten behandelen voor haar psychische problematiek met inbegrip van haar drugproblematiek en ten tweede haar studies verder te zetten en wanneer deze afgerond zijn, werk te zoeken dat binnen haar mogelijkheden ligt.
Op burgerlijk gebied werd beklaagde veroordeeld tot betaling van 1 euro provisionele vergoeding aan de voogd ad hoc van de baby en 2.500 euro definitieve schadevergoeding aan de vader van het kind. Beiden zijn burgerlijke partijen in het dossier.