“Je kan als magistraat zoveel zaken verbeteren”
Hij nam ooit mee het initiatief voor een procedure tegen de Belgische Staat om magistraten ook vakantiegeld te geven, was de eerste “reizende rechter” en trok soms letterlijk met de hele rechtbank op plaatsbezoek. Om maar te zeggen, de loopbaan van magistraat Jan Van den Berghe ging niet geruisloos voorbij. Een gesprek naar aanleiding van zijn pensioen.
“Ik heb mijn werk altijd met veel goesting gedaan en me tijdens mijn loopbaan geen dag verveeld. Dus heb ik eigenlijk nooit naar mijn pensioen uitgekeken. Toen ik enkele jaren geleden al vroeger kon vertrekken, heb ik dat bewust ook niet gedaan. Maar ik moet nu wel eerlijk toegeven dat ik blij ben met mijn keuze.”
In tegenstelling tot sommige gepensioneerden bent u dus niet bang voor het zwarte gat?
Jan Van den Berghe: Ik ben vooral bang dat ik geen gaatje meer zal vinden in mijn agenda (lacht). Uiteraard ga ik tijd nemen voor mijn kinderen en kleinkinderen, mijn boomgaard en tuinieren. Maar ik heb nog zoveel dingen te doen! Ik blijf opleidingen milieurecht en strafrecht geven aan het IGO, ben nog altijd betrokken bij Het tijdschrift voor milieurecht en ben lid van het Europees Forum van Milieurechters.
Het milieu loopt als een rode draad doorheen uw carrière.
Jan Van den Berghe: Doorheen mijn leven ook. Het is dan ook het belangrijkste item op deze planeet. Zonder een gezond milieu zijn we gedoemd om te verdwijnen. Ik zeg soms dat de liefde voor de natuur me naar het recht heeft gedreven. Al werd het me ook met de paplepel ingegeven, want mijn vader was onderzoeksrechter in Oudenaarde. Als kind heb ik nog letterlijk in het gerechtsgebouw gespeeld.
Maar ik heb altijd heel veel belang gehecht aan de milieuproblematiek. Hoewel de milieuwetgeving al sinds de jaren ’70 opgang maakt, toonde de juridische wereld weinig interesse toen ik aan mijn loopbaan begon. Vandaag zie je meer magistraten er zich in verdiepen, al blijft het aan de universiteit nog altijd een keuzevak. Toen mijn dochter – net als ik jaren eerder – twijfelde tussen biologie en rechten nam ik haar mee om te gaan paardrijden. Daar vertelde ik haar dat de natuur meer gebaat is met rechters die haar beschermen dan met biologen die haar bestuderen. En ik moet overtuigend hebben geklonken, want ze koos voor rechten (lacht).
Niet toevallig behoorden enkele milieuzaken tot de meest beruchte dossiers die u hebt behandeld.
Jan Van den Berghe: Het dossier Verkest springt uiteraard in het oog, net als de dossiers tegen de hormonenmaffia of zaken rond voedselveiligheid. Ik heb daar onwaarschijnlijke dingen gezien. Sindsdien ben ik nog selectiever geworden in wat ik eet.
In die periode van de hormonendossiers en de moord op veearts Karel Van Noppen werd u zelf bedreigd. Was het sop op dat moment de kool nog waard?
Jan Van den Berghe: Ik heb er me alleszins nooit door laten afschrikken. Het was ook een teken dat we goed bezig waren en de criminelen pijn deden. Ik heb verschillende leden van de hormonenmaffia achter tralies laten zetten. Maar uiteraard was het niet altijd even leuk, ook niet voor mijn gezinsleden. Ik herinner me ook een zaak tegen Hells Angels, waarbij de zittingen uit veiligheidsoverwegingen plaatsvonden in de Gentse gevangenis. Om de onveiligheid in het gerechtsgebouw aan te kaarten, heb ik eens een speelgoedwapen onder de beklaagdenbank gelegd en dit door een journalist na de zitting ‘laten ontdekken’. Later werden een vrederechter en een griffier tijdens een zitting neergeschoten. Gelukkig zijn de veiligheidsmaatregelen in gerechtsgebouwen intussen veel verbeterd.
U trok als eerste rechter af en toe op plaatsbezoek.
Jan Van den Berghe: Bij elke zitting in een milieudossier had ik mijn laarzen en een schop bij. Als ik over bepaalde zaken moest oordelen, kon ik best ter plaatse de situatie gaan bekijken. Dat leverde heel vaak erg belangrijke informatie op. En soms leuke anekdotes, zoals toen een advocaat me via foto’s wou overtuigen dat een illegaal gebouw in het midden van de bossen een stal was. Toen we ter plaatse gingen, bleek het om een luxueuze jachthut met slaapkamer te gaan. Of toen een loods vol afval zogezegd opgeruimd was. Een half uur later gingen we ter plaatse. Wat bleek: men had alle wrakken en olievaten aan één kant geplaatst en alleen foto’s genomen van de andere kant. De beklaagde en de advocaat zaten daar uiteraard erg verveeld mee. Ik herinner me ook een historische hoeve, waar men op het verbouwplan een mestkelder had getekend. Bleek het om een concertzaal met vleugelpiano en dure kunst te gaan. Zulke informatie kan je vaak alleen te weten komen door op plaatsbezoek te gaan. Een magistraat moet ook tussen de lijnen van een dossier kunnen lezen. Praktijkopleidingen zijn daarom erg belangrijk.
U was ook lid van de Hoge Raad voor de Justitie.
Jan Van den Berghe: Ik werd tweemaal door mijn collega’s verkozen, en was van 2008 tot 2016 lid van de Hoge Raad. Daar heb ik me onder meer bezig gehouden met de ‘grote’ justitiehervorming. Daar vloeide in 2009 ook het advies uit voort waarbij de HRJ de oprichting van gespecialiseerde milieurechtbanken bepleitte. Samen met wijlen Nadia De Vroede heb ik verder gewerkt rond de deontologie: in overleg met de Adviesraad van de magistratuur hebben we de Gids voor de Magistraten uitgewerkt en gepubliceerd. Deze Gids bevatte de principes, waarden en kwaliteiten die magistraten moeten uitdragen. Dat was nog niet eerder gebeurd. Daar ging heel veel overleg aan vooraf, met vaak ellenlange discussies over een woord meer of minder. Ik heb toen een lans gebroken om er ook het recht op verontwaardiging in op te nemen: ‘Wanneer de democratie en de fundamentele vrijheden in gevaar zijn, wijkt de terughoudendheid van de magistraat voor het recht van verontwaardiging.’
Justitie kampt met een negatief imago. Doet u dat pijn?
Jan Van den Berghe: Dat raakt me uiteraard. Want als mensen geen vertrouwen hebben in justitie, is dat een aantasting van één van de fundamenten van onze democratische staat. Het is een van de redenen waarom ik al 20 jaar pleit voor meer en een betere communicatie. Idem voor het gebruiken van duidelijke en heldere taal in brieven en vonnissen. Ook al werd ik daar vaak voor afgeschoten. Maar ik merk een positieve evolutie: we werken nu met persrechters en recent zijn er persattachés aangesteld. Er is nog ruimte voor verbetering en betere ondersteuning, maar het stemt me hoopvol.
Justitie heeft trouwens veel touwtjes zelf in handen om zaken ten goede te veranderen. Maar men moet het ook willen! Een van mijn stokpaardjes is specialisatie. Simpel gezegd: vergelijk een rechtbank met een ziekenhuis. Je gaat toch ook niet naar een psychiater als je rugpijn hebt? Die specialisatie moeten we ook binnen justitie nastreven. De oprichting van familierechtbanken of de benoeming van fiscale rechters en beslagrechters vormt daar een mooi voorbeeld van. Maar er ligt nog veel werk op de plank. Denk maar aan de nood aan milieurechtbanken en gerichte opleidingen voor milieurechters. Die hoge nood is ook internationaal erkend en onderstreept. Veel ontwikkelingslanden hebben dat trouwens wel begrepen. Er zijn recent stappen in de goede richting gezet, maar vaak ontbreekt nog de structuur en de wettelijke basis. Daar moeten we op verder werken. Gelukkig zijn er al initiatieven zoals in Bergen, waar men in milieuzaken zowel burgerlijk als correctioneel oordeelt. Ook positief: dat men in de rechtbank van Antwerpen met een gespecialiseerd onderzoeksrechter werkt. Maar het mag niet afhangen van het goed inzicht of de toevallige goodwill van een korpschef. Een gespecialiseerde aanpak moet structureel verankerd zijn.
Nog een ander voorbeeld: jaren geleden hebben politierechters de indicatieve schadetabel uitgewerkt. Hoewel niet wettelijk verankerd, wordt deze tabel in aansprakelijkheidsdossiers als referentie gebruikt, ook door advocaten en verzekeringsmaatschappijen. Via het Bioval-project werken we aan de ontwikkeling van een gelijkaardig systeem om natuurschade te begroten in milieuzaken. Ik krijg daar nu al vragen over van landen die ook interesse tonen.
Het bewijst voor mij dat je als magistraat zoveel zaken in gang kan zetten of verbeteren! Elke magistraat moet doordrongen zijn van het idee dat hij een ‘civil servant’ is: niet in de zin van ambtenaar, maar iemand die werkt voor de gemeenschap. Al hangt veel ook af van de goodwill van de korpschefs en de mentaliteit binnen de diverse rechtbanken.
U kijkt de toekomst dus met vertrouwen tegemoet?
Jan Van den Berghe: Ja, maar tegelijk ben ik ook bezorgd. We kunnen niet ontkennen dat het heel onzekere tijden zijn. Je voelt de twijfel bij veel mensen. Er is de impact van de klimaatcrisisen en de opgang van autoritaire regimes. Als je ziet wat er in landen als Polen, Hongarije, Roemenië, Turkije en de Verenigde Staten gebeurt. Dat is erg zorgwekkend.
En in veel landen – ook bij ons – staat de magistratuur onder politieke druk. In Turkije vliegen rechters en procureurs zelfs de gevangenis in omdat ze verdacht worden het regime niet te ondersteunen. Ook hier hoor ik politieke partijen pleiten om politici het Grondwettelijk hof te laten overrulen. Dat streven naar het beknotten van de derde macht is een sluimerend gevaar waar we heel waakzaam voor moeten zijn. Politici moeten beseffen dat rechters de wetten toepassen die zij zelf gestemd hebben! Kijk maar naar de klimaatzaken. Maar dat betekent dus niet dat rechters aan politiek doen. Integendeel zelfs! Rechters moeten altijd onafhankelijk zijn.
In uw laatste grote zaak (Schild en Vrienden) werd hard getwijfeld aan uw onafhankelijkheid. Er werd zonder omwegen verkondigd dat u extreem-links bent, zelfs door een advocaat. Er werd ook meerdere keren een wrakingsprocedure gestart.
Jan Van den Berghe: Dat is voor mij een zoveelste bewijs van hoe men de geloofwaardigheid van de magistratuur tracht te kelderen. De persoonlijke aanvallen op rechters, het gebrek aan respect voor ons ambt,… het is een tactiek geworden. Net als wraking. Dat misbruik van de wrakingsprocedure moet stoppen. Het verlamt justitie en vertraagt veel zaken. Ik hoop dat de wetgever dat begint in te zien.
Tekst: Peter Catthoor