Twee beklaagden veroordeeld tot werkstraffen na vechtpartij op Gentse Feesten

13/12/2024

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Gent heeft een koppel veroordeeld tot werkstraffen wegens opzettelijke slagen en verwondingen (eerste beklaagde) en schuldig verzuim (eerste en tweede beklaagde). Bij een vechtpartij op de Gentse Feesten kwam een man op zijn achterhoofd terecht, waarbij hij levensbedreigende verwondingen opliep. De twee beklaagden verzuimden nadien om het slachtoffer hulp te bieden.

Feiten

In de nacht van 21 juli 2023 ontstond op de Gentse Feesten een discussie tussen een man (het latere slachtoffer) en een jong koppel (de twee beklaagden). De eerste beklaagde gaf het slachtoffer eerst een duw en enkele seconden later ook een vuistslag. Hierdoor viel het slachtoffer achterover en kwam hij op zijn achterhoofd terecht.

Het slachtoffer verloor kort na de val het bewustzijn. Toen hij naar het ziekenhuis werd gebracht, was zijn situatie kritisch en levensbedreigend. Hij werd tot 10 augustus 2023 in een kunstmatige coma gehouden. Via een operatie moest een deel van zijn schedelpan verwijderd en vervangen worden. Hij is tot op heden niet volledig hersteld.

Het koppel wandelde na de feiten weg in de richting van de Belfortstraat.  Op 14 augustus 2023 verspreidde de politie een opsporingsbericht, waarop beide beklaagden zich een dag later meldden.

Verklaringen beklaagden

Tijdens hun verhoor legden beide beklaagden volgende verklaringen af:

  • De beklaagden verklaarden dat het slachtoffer als eerste begon uit te dagen en te duwen. De eerste beklaagde zou pas geslagen hebben nadat het slachtoffer hem eerst had proberen raken. De beklaagden verklaarden ook dat ze het slachtoffer na de val hadden willen helpen, maar dat ze vertrokken omwille van het agressieve gedrag van diens vriendin.
  • Ze beweerden ook dat ze niet op de hoogte waren van de ernstige levensbedreigende situatie van het slachtoffer, tot ze op 14 augustus 2023 het opsporingsbericht zagen. Meteen na de feiten dachten ze dat het slachtoffer wel in orde was, ook omdat ze de dag erna niks in de media hadden zien verschijnen. Toen de moeder van de tweede beklaagde wees op een krantenartikel dachten ze dat het om een andere zaak ging (ze veronderstelden dat hun slachtoffer veel jonger was).

Onderzoek

Het onderzoek bestond onder andere uit de verhoren van beide beklaagden, het verhoor van het slachtoffer en zijn vriendin, getuigenverhoren, analyse van verschillende camerabeelden en een GSM-toestel en de vaststellingen van dokters. Hieruit kwamen de volgende conclusies naar voren:

  • De feiten vonden plaats in de Onderstraat. Het slachtoffer kwam in beeld, terwijl hij een paar stappen achteruit zette (nadat hij een duw lijkt te hebben gekregen). Hij bleef een zestal seconden staan en stapte vervolgens rustig terug uit beeld richting het hoekje waar de beklaagden zich bevonden. Enkel de kruin van het hoofd van het slachtoffer bleef in beeld. Negen seconden later maakte de kruin een bruuske achterwaartse beweging (waarbij duidelijk was dat dit het onmiddellijk effect van een slag was). Het slachtoffer viel achterwaarts op de grond en bleef zo goed als roerloos liggen.

 

  • Toen de beklaagden wegwandelden, wou de vriendin van het slachtoffer hen tegenhouden.  Zij leek daarbij een slag te krijgen van de tweede beklaagde. De eerste beklaagde gaf haar een duw, waardoor ze op haar knieën viel. De vriendin kwam terug recht en begaf zich met opgeheven been naar de tweede beklaagde, die haar afweerde. Op dat moment gaf de eerste beklaagde haar opnieuw een duw, waardoor ze viel. Vanuit een ander camera-standpunt  bleek de tweede beklaagde zichzelf alleen te beschermen en heeft ze geen slag gegeven.

 

  • Uit gegevens van de GSM van de tweede beklaagde bleek dat het jonge koppel in dezelfde nacht van de feiten naar het ziekenhuis ging omdat de eerste beklaagde zijn hand had verwond. Zijn hand was gezwollen en toonde een verwonding op de bovenkant van de middenvinger.

 

  • De ernst van de verwondingen van het slachtoffer waren deels te verklaren door zijn intoxicatie (alcohol, cocaïne en XTC), waardoor hij niet efficiënt reageerde tijdens zijn val.

Tenlasteleggingen

Op basis van het onderzoek moest de eerste beklaagde zich voor de rechtbank verantwoorden voor het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen, met de verzwarende omstandigheid van arbeidsongeschiktheid (voor een periode van meer dan vier maanden) en het verlies van het gebruik van een orgaan tot gevolg.

De eerste en tweede beklaagde moesten zich ook samen verantwoorden voor schuldig verzuim[1].

Voor het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen aan de vriendin van het slachtoffer werden beide beklaagden vrijgesproken. Uit de camerabeelden bleek namelijk dat de vriendin beide beklaagden eerst had aangevallen. Beide beklaagden hadden geen andere keuze dan deze aanvalsdaden af te weren.

Strafmaat

De rechtbank veroordeelde de eerste beklaagde tot een totale werkstraf van 350 uur (bij niet-uitvoering vervangen door een gevangenisstraf van 2 jaar): 250 uur voor het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen en 100 uur voor schuldig verzuim. De tweede beklaagde werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur voor schuldig verzuim (bij niet-uitvoering vervangen door een gevangenisstraf van 10 maanden).

De eerste beklaagde moet aan het slachtoffer een provisionele schadevergoeding van 50.000 euro betalen. Er wordt een expert aangesteld om de concrete schade te bepalen. Aan de ouders en de vriendin van het slachtoffer moet hij een schadevergoeding van 12.328,83 euro en een bijkomende rechtsplegingvergoeding van 1.500 euro betalen.

Beide beklaagden moeten samen aan het slachtoffer een schadevergoeding van 5.000 euro en een rechtsplegingvergoeding van 975 euro betalen. Aan de ouders en de vriendin van het slachtoffer moeten zij tezamen een totale schadevergoeding van 3.000 euro en een totale rechtsplegingvergoeding van 1.800 euro betalen.

Motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank onder andere rekening met de volgende elementen:

  • Het staat vast dat het slachtoffer door de eerste beklaagde eerst werd geduwd, waarna de eerste beklaagde een vuistslag toediende die heel erg hard moet zijn geweest. De verklaringen van beide beklaagden - dat het slachtoffer als eerste begon uit te dagen en te duwen, zich dreigend opstelde en als eerste een vuistslag probeerde uit te delen – komen niet overeen met de camerabeelden.

 

  • Voor de rechtbank waren er geen objectieve elementen die wezen op wettelijke zelfverdediging vanwege de beklaagden. Uit alle onderzoeksgegevens bleek dat het de eerste beklaagde was die de aanvankelijk verbale discussie in een fysieke aanval deed uitmonden. Het toedienen van een dermate harde vuistslag in het aangezicht staat hoe dan ook niet in verhouding tot de eventuele dreiging die op dat moment van het slachtoffer zou zijn uitgegaan.

 

  • De eerste beklaagde heeft disproportioneel en foutief gereageerd op een situatie waarin hij vond dat hij en zijn vriendin onheus werden behandeld. Hierdoor verloor hij zijn zelfbeheersing. Dit had zeer verregaande gevolgen voor het slachtoffer, met een niet te onderschatten lichamelijke en morele impact (lange arbeidsongeschiktheid, inkomstenderving, operaties, fysieke ongemakken, …).

 

  • Er bestaat voor de rechtbank geen enkele redelijke twijfel dat beide beklaagden hebben verzuimd om het slachtoffer hulp te verlenen terwijl hij in acuut levensgevaar verkeerde. Op de camerabeelden is duidelijk te zien dat zij quasi onmiddellijk wegwandelden, en op geen enkel moment zijn gestopt om te kijken of ze hulp konden bieden. Zij hebben nooit de hulpdiensten verwittigd, ook niet toen de eerste emoties wat bedaard waren. Bovendien bevonden ze zich op dat moment vlakbij het Gentse politiecommissariaat in de Belfortstraat.

 

  • De rechtbank oordeelt dat de beklaagden, anders dan wat zij beweren, zich wel degelijk bewust waren van de ernstige toestand en het grote gevaar waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond. Beide beklaagden stonden namelijk vlakbij het slachtoffer toen die met zijn achterhoofd op de grond viel en zo goed als roerloos bleef liggen. De eerste beklaagde gaf bovendien in zijn verhoor aan dat hij had gezien dat het slachtoffer “knock-out” en dus bewusteloos was. De tweede beklaagde belde de nacht van de feiten nog naar haar zus om te peilen wat de mogelijke impact kon zijn van een val op het achterhoofd.

 

  • De rechtbank stelt vast dat de beklaagden de (potentieel) zware en ongewilde gevolgen van hun handelen niet wilden en durfden onder ogen te zien, en zij er bewust voor kozen hierover in onwetendheid te blijven. Zelfs nadat zij het opsporingsbericht hadden gezien, wachtten ze nog meer dan een dag om zich bij de politie aan te geven. Bovendien blijkt dat diverse familieleden bij hen hadden aangedrongen om hun verantwoordelijkheid op te nemen.

 

[1] Het misdrijf van schuldig verzuim omvat vier wettelijke bestanddelen:

  • Iemand verkeert in groot gevaar.
  • Een persoon die zelf die toestand heeft vastgesteld of aan wie die toestand is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen, verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen.
  • De schuldige is wetens en willens in gebreke gebleven ten aanzien van de algemene solidariteitsplicht en kan geen grond van schulduitsluiting inroepen, zoals overmacht of onverwinnelijke dwaling.
  • De verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.