Het hof van beroep Gent heeft een voormalige curator veroordeeld voor onder andere verduistering, schriftvervalsing, witwassing en ontrouw. Hij gebruikte jarenlang diverse gelden van faillissementsrekeningen voor persoonlijke doeleinden. Met deze gelden kocht hij samen met zijn echtgenote onder andere vastgoed, luxewagens en kunst. Beide beklaagde kregen gevangenisstraffen, waarvan deels met uitstel. In totaal werd 4,8 miljoen euro verbeurdverklaard.
Feiten
De eerste beklaagde werd vanuit zijn beroep als advocaat regelmatig aangesteld als curator bij een faillissement.
In april 2017 besloot de ondernemingsrechtbank van Oudenaarde om de eerste beklaagde als curator te vervangen, omdat de afsluiting van meerdere faillissementen te lang op zich liet wachten.
Er werd een onderzoek ingesteld, waarbij het volgende patroon steeds naar boven kwam: de eerste beklaagde haalde grote sommen geld af van de faillissementsrekeningen, en dit cash of via bankcheque. Die transacties hielden geen verband met de afhandeling van de faillissementen. Hij haalde ook grote geldsommen af bij de Deposito en Consignatiekas en stortte daarvan slechts een klein deel terug. Jaarverslagen van de betrokken ondernemingen werden nadien vervalst of zelfs niet opgemaakt.
In totaal werd 4.998.852,03 euro op die manier voor persoonlijk gewin gebruikt. De faillissementsgelden werden daarna omgezet in onder andere vastgoed, voertuigen en kunstwerken. Hierin speelde ook de echtgenote van de eerste beklaagde – eveneens advocate - een rol.
Veroordeling door rechtbank van eerste aanleg Oudenaarde
Beide beklaagden moesten zich verantwoorden voor de rechtbank. Zes burgerlijke partijen – in casu vijf ondernemingen en een koopman in faillissement – stelden zich burgerlijke partij.
Het ging om volgende tenlasteleggingen:
- verduistering van openbare of private gelden, geldswaardige papieren, effecten of roerende zaken door personen die een openbaar ambt uitoefenen
- vervalsen van authentieke en openbare geschriften door openbare officieren of ambtenaren in de uitoefening van hun bediening, en gebruik ervan - vervalsing van akten, geschriften of handtekeningen
- ontrouw van de curator in zijn beheer van het faillissement van een handelsvennootschap
- ontrouw van de curator in zijn beheer van het faillissement van een koopman
- omzetting of overdracht criminele vermogensvoordelen om illegale herkomst te verbergen
- verbergen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van criminele vermogensvoordelen
De eerste beklaagde werd door de correctionele rechtbank van Oudenaarde (vonnis van 9 december 2022) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan twee jaar en zes maanden met uitstel voor een termijn van vijf jaar, en een boete van 8.000 euro. Hij werd voor tien jaar uit bepaalde burgerrechten ontzet en kreeg een beroepsverbod van tien jaar. Een bedrag van 4.641.470,24 euro werd verbeurd verklaard. Delen van deze gelden werden aan de diverse burgerlijke partijen toegewezen.
De tweede beklaagde (vrouw van de eerste beklaagde) werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een boete van 8.000 euro. Een bedrag van 395.100 euro werd verbeurd verklaard.
Alle partijen gingen tegen dit vonnis in beroep. Zo oordeelde de advocaat van de eerste beklaagde dat de rechten van verdediging waren geschonden omdat het dossier onvolledig was.
Beoordeling hof van beroep
De bewering dat de rechten van de verdediging waren geschonden, werd door het hof van tafel geveegd. Het hof baseerde zich hiervoor op volgende elementen:
- Het hof stelde vast dat alle tenlasteleggingen in deze zaak uitsluitend waren gesteund op de stukken uit het eigenlijke strafdossier. Dit dossier was voor alle partijen op dezelfde wijze toegankelijk. Op basis van die gegevens konden de beklaagden hun recht van verdediging uitoefenen. De onderliggende faillissementsdossiers zijn intussen beschikbaar op de correctionele griffie. Het is totaal niet aannemelijk dat de huidige curatoren stukken uit die dossiers hebben achtergehouden, waardoor ze onvolledig zouden zijn.
- Uit het onderzoek blijkt dat de eerste beklaagde zelf rekeninguittreksels heeft weggemaakt en achtergehouden. Dat hij daarna de onvolledigheid van die uittreksels en andere dossiergegevens aan de kaak stelt, is weinig ernstig. Zo werden tijdens de huiszoeking uittreksels van faillissementsrekeningen aangetroffen in het voertuig van de eerste beklaagde, en dit op de plaats van het reservewiel en achter de toegangsluikjes van de lichtblokken achteraan in de koffer. Daarbij komt dat hij steeds heeft geweigerd om inhoudelijk standpunt in te nemen over de financiële malversaties waarvan hij werd beticht.
- Beide beklaagden hebben voor het hof alle kansen in tijd en gelegenheid gehad om tegenspraak te voeren, onder meer rekening houdend met de omvang en complexiteit van het dossier, en de mogelijke burgerrechtelijke gevolgen.
- Het recht op een eerlijk proces moet in zijn geheel worden beoordeeld. Beide beklaagden hebben voor het hof alle kansen in tijd en gelegenheid gehad om tegenspraak te voeren, onder meer rekening houdend met de omvang van het dossier, de complexiteit ervan en de mogelijke burgerrechtelijke gevolgen. Hun recht op verdediging was volledig gewaarborgd.
Strafmaat
Het hof van beroep heeft de eerste beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan de helft met uitstel voor een termijn van vijf jaar, en een geldboete van 8.000 euro. Hij wordt voor tien jaar uit bepaalde burgerrechten ontzet en krijgt een beroepsverbod van tien jaar.
De tweede beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een boete van 16.000 euro. Ook haar wordt een beroepsverbod opgelegd van vijf jaar.
Ten aanzien van de eerste beklaagde werd een bedrag van 3.916.753,32 euro verbeurd verklaard als vermogensvoordeel.
Ten aanzien van beide beklaagden werd een bedrag van 930.700 euro verbeurd verklaard als voorwerp van het witwasmisdrijf (voor de tweede beklaagde beperkt tot 880.700 euro).
Motivering hof van beroep
Bij het bepalen van de schuldverklaring en de strafmaat baseerde het hof zich op volgende elementen:
- De vele afnames van faillissementsrekeningen waarvoor de eerste beklaagde geen enkele verantwoording kon voorleggen. Bepaalde mededelingen die bij sommige overschrijvingen werden vermeld, bleken aan de hand van de jaarverslagen niet te kloppen.
- Er bestond een grote discrepantie tussen de inkomsten van beide beklaagden en hun uitgaven/bezittingen.
- De tweede beklaagde is zelf advocate en getrouwd met eerste beklaagde. Zij wist goed genoeg dat hun gemeenschappelijke vermogen met illegale gelden werd opgebouwd. Zij heeft minstens opzettelijk haar ogen daarvoor gesloten en op die wijze bewust tot het witwassen bijgedragen.
- De eerste beklaagde maakte als advocaat/curator schaamteloos misbruik van het vertrouwen dat justitie in hem stelde. Een curator moet een faillissement beheren als een goed huisvader. Het curatorschap veronderstelt een voltrekt vertrouwen in de persoon die ermee is belast. De eerste beklaagde heeft jarenlang systematisch zijn bevoorrechte positie misbruikt door zich de gelden van de failliete (rechts)personen toe te eigenen.
- Omdat de redelijke termijn is geschonden, kent het hof de eerste beklaagde gewoon uitstel toe voor de helft van zijn gevangenisstraf. Indien de redelijke termijn niet was geschonden, had het hof een effectieve gevangenisstraf van vijf jaar uitgesproken.