Uitspraak omtrent asbeststort te Boom

25/04/2025

Op 25 april 2025 veroordeelde de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen D.V.W. voor het onveilig beheer van een asbeststort in Boom van augustus 2014 tot mei 2020. Ook de aannemer die er werken uitvoerde in opdracht van D.V.W. werd veroordeeld omdat hij onzorgvuldig en onvoorzichtig handelde.

D.V.W. is eigenaar van de percelen die bedrijven in de voorgaande decennia gebruikten als stort voor asbesthoudend afval. Vanaf augustus 2014 was D.V.W. ervan op de hoogte dat er mogelijk asbesthoudend materiaal aan de oppervlakte kwam. Hoewel het gebied boven en in de buurt van het voormalig asbeststort door het publiek werd gebruikt en er wandelwegen in dit gebied liepen, liet D.V.W. slechts een deel van het perceel afdekken en liet zij de toegang voor het publiek niet afsluiten.

Pas in juni 2019 gaf D.V.W. de opdracht aan een aannemer om een omheining rond het voormalig asbeststort te plaatsen. Tijdens deze werken groef de aannemer met zwaar materieel in de grond, ook in de asbest-laag. Verder legde hij een werfweg aan door vermoedelijk asbesthoudende grond en daarbij reed hij asbesthoudende materialen zoals buizen kapot. Deze werken werden pas op 20 juni 2019 stilgelegd, toen echter al veel asbestverdacht materiaal was blootgelegd en verplaatst. Vervolgens duurde het nog tot 28 juni 2019 voor er water verneveld werd om de verspreiding van asbeststof tegen te gaan, hoewel het een warme en droge periode betrof.

De rechtbank oordeelt dat D.V.W. en de aannemer onzorgvuldig handelden. De rechtbank acht de feiten ernstig en verwijt D.V.W. in essentie dat zij het beheer van het asbeststort op korte en middellange termijn verwaarloosd heeft, in afwachting van een omvattende herontwikkeling van het ruimere terrein. Deze lange termijn-oplossing is er nog steeds niet. Het wanbeheer heeft jarenlang geduurd en heeft een gevaar voor de volksgezondheid en verdere milieuverontreiniging met zich gebracht.

De rechtbank veroordeelt D.V.W. tot een geldboete van 120.000 euro, waarvan 100.000 euro met uitstel. Het speelt hierbij een belangrijke rol dat D.V.W. een vennootschap van publiek recht is en dat bij de betaling van een geldboete publieke middelen worden besteed. De middelen van D.V.W. kunnen bovendien beter besteed worden voor een grondige aanpak van de volledige site van de voormalige kleiputten waar het asbeststort deel van uitmaakt.

Aan de aannemer legt de rechtbank een lagere geldboete op van 24.000 euro, waarvan 14.000 euro met uitstel, omwille van zijn kleinere rol. Evenwel zijn ook de feiten die hij pleegde ernstig: als aannemer ging het bedrijf roekeloos te werk op een met asbest vervuild terrein.

De rechtbank kent schadevergoedingen toe aan 135 burgerlijke partijen, waaronder één vzw.

Naast schadevergoedingen, vroegen de burgerlijke partijen de rechtbank ook een herstel te bevelen van het terrein waar de feiten plaatsvonden. Deze vordering tot sanering wordt afgewezen, onder meer omdat een herstel dat door de rechtbank zou worden opgelegd een duurzame oplossing voor de site van en rond het asbeststort mogelijk net moeilijker zou maken, rekening houdende met de complexiteit van de situatie ter plaatse en de nodige vergunningen. De rechtbank benadrukt hierbij uitdrukkelijk dat de regelgeving op basis waarvan beklaagden in deze zaak werden veroordeeld, onverkort blijft gelden, zodat ze verantwoordelijk blijven voor een correct en veilig beheer van de site.

Opmerking: de voormelde bedragen van geldboetes werden reeds vermenigvuldigd met opdeciemen.