Beklaagde veroordeeld wegens brandstichting op legervoertuigen
De correctionele rechtbank van Dendermonde heeft een man veroordeeld wegens brandstichting. De beklaagde drong binnen op een bedrijventerrein in Oudenaarde, waarbij twee militaire pantservoertuigen werden vernield. De beklaagde kreeg een gevangenisstraf van 4 jaar, volledig met probatie-uitstel voor een termijn van 5 jaar. Aan dit probatie-uitstel zijn wel een hele reeks strikte voorwaarden verbonden.
Feiten
Op zondag 28 augustus 2022 werd brand gesticht op de bedrijfsterreinen van de firma OIP, een onderdeel van de Israëlische groep Elbit. Op het terrein in Oudenaarde stonden vijf militaire pantservoertuigen van het type Piranha gestald, in afwachting van verder onderhoud en herstelling. Twee van deze voertuigen – die eigendom zijn van de Belgische Staat - stonden in lichterlaaie. Van de middelste tank werd het slot opengebroken om er brand in te stichten en er was met graffiti het opschrift “1 State Palestine” aangebracht. Op een andere tankwagen stond “Shut Elbit down”, een opschrift dat ook op de muur was geschreven. De brandweer kon vermijden dat het vuur oversloeg naar een nabijgelegen opslaglokaal met gevaarlijke stoffen.
De brandweer trof diverse brandhaarden aan en bevestigde dat de brand opzettelijk werd aangestoken. Ter hoogte van de toegangspoort en de bunker werden een uitgebrande en een aangestoken molotovcocktail gevonden. Aan de achterzijde van het gebouw was de hoge ursusdraad doorgeknipt. Ter plaatse vond men een groene trui en stukken stof in groene en zwarte kleur.
De camera’s van OIP hadden de feiten gefilmd. Via deze camerabeelden en die van omliggende bedrijven kon ook een lichtkleurige vrachtwagen kort voor en na de feiten worden opgemerkt. De exploitatie van de ANPR-gegevens leidde naar de identiteit van de dader. Hij bekende de feiten.
Tenlastelegging
Op basis van deze feiten moest de beklaagde zich voor de rechtbank verantwoorden voor:
- opzettelijke brandstichting van andermans roerende goederen met verzwarende omstandigheden
- poging tot opzettelijke brandstichting van andermans onroerende eigendommen zonder vermoeden menselijke aanwezigheid met verzwarende omstandigheden
De rechtbank vond de verklaringen van de beklaagde – dat de (poging tot) brandstichting plots in hem was opgekomen naar aanleiding van het beluisteren van een podcast over de genocide in Palestina - ongeloofwaardig. Volgens de rechtbank ging het om een doelbewuste actie tegen het bedrijf Elbit/OIP. De beklaagde zag zichzelf namelijk als deel van het gedachtengoed van Palestine Action, een beweging die Israëlische legerbedrijven wil doen stoppen, en handelde hier ook naar.
De rechtbank baseerde zich hiervoor op volgende elementen:
- De rechtstreekse link tussen de aangebrachte graffiti “Shut Elbit down” en de groep Palestine Action.
- Een foto die de beklaagde eerder op de dag op zijn Instagram-account had gepost.
- Diverse afbeeldingen en teksten in het telefoontoestel van de beklaagde, die verwijzen naar het kapitalisme, verschillende oorlogssituaties (onder meer Palestina) en een screenshot van een opzoeking met als zoekterm “palestine resistance”.
- Een online conversatie tussen de beklaagde en een Engelse groep, waarin hij aangaf interesse te hebben om in de toekomst “actie te ondernemen”.
- Het feit dat de brandstichting nauwgezet en minutieus door de beklaagde werd voorbereid en uitgevoerd. Dit bleek uit online conversaties, de ANPR-gegevens van zijn voertuig, notities in zijn telefoontoestel en de gevonden spullen in zijn voertuig (een jerrycan, kniptang, zwarte jas, rode verf,…).
Strafmaat
De rechtbank veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van 4 jaar, volledig met probatie-uitstel voor een termijn van 5 jaar (uitgezonderd de reeds ondergane voorhechtenis).
Aan dit probatie-uitstel zijn wel een hele reeks strikte voorwaarden verbonden. Zo moet de beklaagde zich opnieuw ambulant, en zo nodig residentieel, psychologisch laten begeleiden en/of behandelen bij een erkende dienst of in een gespecialiseerd centrum.
Motivering correctionele rechtbank
Bij haar beslissing hield de rechtbank rekening met volgende elementen:
- De ernstige feiten, waarbij de beklaagde geen oog had voor andermans eigendom. Dit getuigt van een verstoord normbesef en een gevaarlijke labiliteit.
- Het feit dat de beklaagde eerder opgelegde afspraken met justitie naleeft en een vlotte medewerking verleent. Hij heeft een zekere stabiliteit bereikt op persoonlijk vlak, en wat betreft huisvesting en tewerkstelling.