Onthaalmoeder en echtgenoot veroordeeld wegens opzettelijke slagen en verwondingen

02/12/2025

De correctionele rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde heeft een onthaalmoeder en haar echtgenoot veroordeeld wegens opzettelijke slagen en verwondingen. Beide beklaagden gooiden verschillende baby’s en peuters hardhandig in bed. Eén jongetje werd ook door elkaar geschud, wat leidde tot een hersenvliesbloeding en retinale bloedingen die een potentieel levensbedreigend karakter hadden.

Feiten

Op 7 maart 2021 deed een koppel aangifte tegen een onthaalmoeder wegens slagen en verwondingen ten opzichte van hun baby-zoontje. Twee dagen eerder hadden de ouders gemerkt dat hun zoontje na zijn verblijf bij de onthaalmoeder lijkbleek was, voor zich uit staarde en voortdurend kokhalsde of moest overgeven. Aan de telefoon vertelde de onthaalmoeder na enige tijd dat het jongetje in de voormiddag op zijn hoofdje was gevallen toen hij zich zou hebben rechtgetrokken aan een tafel. 

De kinderarts adviseerde de ouders om naar het ziekenhuis te gaan. Daar was op een CT-scan te zien dat de baby een hersenbloeding en bloedingen in zijn ogen had. Volgens de dokter kon dit niet zijn veroorzaakt door een val, maar door kwaad opzet. Hoewel het jongetje niet in levensgevaar verkeerde, was zijn toestand op een bepaald moment kritiek en fragiel. Uiteindelijk waren er twee hersenoperaties nodig en verbleef hij geruime tijd op de pediatrische intensieve zorgen.

Bij haar ondervraging verklaarde de onthaalmoeder dat ze die dag de baby – die volgens haar continu huilde en onhandelbaar was - bij zijn romp had vastgenomen, hem kort schudde en hem vervolgens bruut neerlegde op de luiertafel. Ze gaf toe dat ze hem eerder ook al meermaals hardhandig in zijn bed had gegooid, waarbij hij zijn hoofdje wel eens tegen de zijwanden van het bed stootte. 

Ondervraging andere ouders

De politie besloot hierop ook andere ouders te ondervragen. Hoewel de meeste commentaren over de onthaalmoeder erg positief waren, klonken er ook geluiden rond laattijdig of niet verluieren van de kindjes (als gevolg hiervan had de zus van het eerder vermelde baby-zoontje twee weken ernstige verwondingen aan haar huid). Sommige kinderen leken na enige tijd ook angstig om nog naar de onthaalmoeder te gaan of hadden last van huilbuien of nachtmerries. Een van de ouders vertelde dat zijn zoontje eens een arm uit de kom had na een verblijf bij de onthaalmoeder, en een andere ouder vertelde over een blauw oog bij zijn zoontje. Het viel bijna alle ouders ook op dat de onthaalmoeder sinds de coronapandemie onvriendelijk en vermoeid was en last leek te hebben van stress. Kind en Gezin verklaarde slechts één klacht over de onthaalmoeder te hebben ontvangen, met name over de hierboven vermelde situatie van 5 maart 2021.

Nieuwe ondervraging onthaalmoeder 

Bij een nieuwe ondervraging gaf de onthaalmoeder toe dat ze het jongetje met het blauwe oog eens tegen de muur had geduwd en hem meerdere malen hardhandig in zijn bed had gegooid (waarbij hij zijn hoofdje soms tegen de zijwanden van het bed stootte). Ze had dit ook bij andere kinderen gedaan. Ook de arm uit de kom was haar fout, ze had te hard aan het kindje getrokken. 

Ze zei dat ze de laatste twee jaar zichzelf niet meer was. Het werd steeds zwaarder om voor de baby’s en peuters te zorgen en ze kon steeds minder verdragen, zeker als de kindjes huilden.

Haar echtgenoot (de tweede beklaagde) kon weinig verdragen van de kinderen in de opvang. Hij zette hen regelmatig in de hoek en pakte hen hardhandig aan (soms sloeg hij hen met de vlakke hand tegen het hoofd). Hij was ook begonnen met de kinderen in hun bedjes te gooien. Hij wist dat de opvang voor haar te veel werd, maar stond erop dat ze volhield. Op die bewuste 5 maart 2021 was hij echter niet aanwezig. 

Bij zijn ondervraging verklaarde de tweede beklaagde dat hij effectief strenger was tegen de kinderen. Hij zette hen al eens in de hoek of legde ze wat ruwer in hun bed, maar hij had nooit fysiek geweld gebruikt. Hij gaf ook aan dat moeilijke kinderen anders werden aangepakt dan makkelijkere kinderen.

Vijf koppels legden na deze feiten een klacht met burgerlijke partijstelling neer tegen de beide beklaagden.

Tenlasteleggingen 

Op basis van het onderzoek moesten beide beklaagden zich verantwoorden voor het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen aan een baby-jongetje (tenlastelegging A) en aan acht andere baby’s en peuters (tenlastelegging B), met verzwarende omstandigheden[1].

Op de zitting van 4 november 2025 vorderde het openbaar ministerie een gevangenisstraf van 3 jaar (desgevallend deels met probatievoorwaarden) voor de eerste beklaagde, en een gevangenisstraf van 2 jaar voor de tweede beklaagde.

Bepaling schuldvraag

Bij het bepalen van de schuldvraag hield de rechtbank rekening met volgende elementen:

Tenlastelegging A

Op basis van het strafdossier staat het voor de rechtbank met zekerheid vast dat er zich op 5 maart 2021 een schudincident voordeed waarvoor de eerste beklaagde verantwoordelijk was, en een babyjongetje daarbij het slachtoffer was. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen of de tweede beklaagde op het ogenblik van deze feiten thuis was. Hij wordt voor deze feiten dan ook vrijgesproken.

De rechtbank stelt vast dat er in de verslagen van de aangestelde deskundige geen verwijzingen terug te vinden zijn naar mogelijke oudere letsels bij het babyjongetje. Het gevoerde onderzoek laat de rechtbank bijgevolg niet toe om met zekerheid vast te stellen dat er zich op andere tijdstippen incidenten zouden hebben voorgedaan die een ongeschiktheid tot verrichten van persoonlijke arbeid tot gevolg hadden.

Tenlastelegging B

Zowel uit het strafdossier als uit de verklaringen van de onthaalmoeder blijkt dat zij ook andere kinderen op een hardhandige manier in bed gooide en een jongetje tegen de muur duwde (waarna die diverse hematomen in zijn gezicht vertoonde). 

Het staat voor de rechtbank ook vast dat de tweede beklaagde zich schuldig maakte aan het toebrengen van slagen aan meerdere kinderen door hen hardhandig in bed te gooien. De rechtbank verwijst hiervoor naar de verklaringen van zijn echtgenote (de eerste beklaagde), waarvoor geen enkele reden bestaat om ze in twijfel te trekken. 

Verzwarende omstandigheden

De verzwarende omstandigheden zijn eveneens bewezen: zo werden alle feiten gepleegd ten aanzien van minderjarige kinderen en kwetsbare personen én dit door de personen onder wiens bewaring zij toen stonden.

Strafmaat

Eerste beklaagde

De rechtbank veroordeelde de eerste beklaagde tot een hoofdgevangenisstraf van drie jaar, waarvan twee jaar met probatie-uitstel voor een termijn van vijf jaar.[2]

Aan dit probatie-uitstel zijn diverse voorwaarden verbonden. Zo moet zij zich verder psychologisch laten begeleiden voor haar persoonlijkheidsproblematiek en een gepaste psychosociale begeleiding zoeken voor haar agressiebeheersing en/of impulscontrole. Ze moet ook alle mogelijke inspanningen leveren om de burgerlijke partijen te vergoeden.

Tweede beklaagde

De rechtbank veroordeelde de eerste beklaagde tot een hoofdgevangenisstraf van één jaar met probatie-uitstel voor een termijn van vijf jaar, en een boete van 400 euro.[3] Ook de tweede beklaagde moet zich strikt houden aan de opgelegde probatie-voorwaarden (waaronder de psychosociale begeleiding en het vergoeden van de burgerlijke partijen).

Aan de diverse burgerlijke partijen moeten beide beklaagden een totale schadevergoeding van 40.708,42 euro en een rechtsplegingvergoeding van 4.787,78 euro betalen.

Motivering rechtbank

Bij haar beslissing hield de rechtbank rekening met volgende elementen:

  • De feiten zijn zeer ernstig. De onthaalmoeder werkte haar (sinds de coronapandemie) groeiende frustraties en vermoeidheid uit op de kinderen die aan haar zorg werden toevertrouwd, en dit onder impuls van haar echtgenoot. Zij ging op steeds brutalere wijze met hen om. Ook het verluieren werd haar op de duur teveel. De onthaalmoeder stond op geen enkel ogenblik stil bij de gevolgen van haar handelingen op de kinderen en schond flagrant het vertrouwen dat jonge ouders in haar stelden toen ze het meest kostbare uit hun leven aan haar toevertrouwden.
  • De onthaalmoeder kampte op het ogenblik van de feiten met een depressief syndroom. De rechtbank begrijpt dat deze situatie voor haar niet evident zal geweest zijn, maar de manier waarop zij daarmee is omgegaan, is volstrekt onaanvaardbaar. Ze had hulp moeten zoeken in plaats van zich af te reageren op weerloze kinderen die aan haar zorg werden toevertrouwd.
  • Na de feiten van 5 maart 2021 deed de onthaalmoeder eerst of er niks met het babyjongetje was gebeurd. Zij bracht ook de ouders niet op de hoogte. Het is pas door hun alerte houding dat de baby nog diezelfde avond werd overgebracht naar het ziekenhuis, waar vastgesteld werd dat hij een hersenbloeding had die potentieel levensbedreigend was.

  • De uitermate beperkte schending van de redelijke termijn. Deze zaak kende enkele periodes van beperkte stilstand die niet kunnen toegeschreven worden aan de beide beklaagden, en waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat.

  • De persoonlijkheid van de beklaagden op het moment van de feiten, net als hun strafrechtelijke verleden: zo neemt de rechtbank verzachtende omstandigheden aan wegens de afwezigheid van voorgaande criminele veroordelingen.
  • Sommige feiten in de tenlasteleggingen waren verjaard (waaronder feiten die in 2013 en 2018 zouden hebben plaatsvonden).

 

[1] Met de verzwarende omstandigheden dat deze slagen een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden met zich hebben meegebracht, dat het misdrijf gepleegd werd op een minderjarige, dat het misdrijf gepleegd werd op een persoon in kwetsbare toestand, en dat het misdrijf gepleegd werd door een persoon die gezag had over de minderjarige.

[2] Voor de eerste beklaagde was de zwaarst mogelijke straf die voor tenlastelegging A, met name na correctionalisering 1 maand tot 5 jaar.

[3] Voor de tweede beklaagde was enkel tenlastelegging B bewezen, en hierop staat een straf van 1 maand tot 1 jaar en een geldboete van 26 tot 100 euro.