Zetel van de ondernemingsrechtbanken
Er is een ondernemingsrechtbank in elk rechtsgebied van een hof van beroep.
België telt in totaal 9 ondernemingsrechtbanken, namelijk die van Antwerpen, Brussel Nederlandstalig, Brussel Franstalig, Leuven, Gent, Eupen, Luik, Henegouwen en Waals-Brabant.
Een ondernemingsrechtbank kan één of meerdere afdelingen hebben.
Kamers en samenstelling
Elke ondernemingsrechtbank heeft één of meerdere kamers. In elke kamer zetelen een zogenaamde “beroepsrechter” en twee zogenaamde “rechters in ondernemingszaken”. Rechters in ondernemingszaken zijn geen beroepsrechters maar ondernemers, bestuursleden van vennootschappen, boekhouders, bedrijfsrevisoren, enz. Zij helpen de beroepsrechter door hun ervaring in de bedrijfswereld in te brengen.
Voor meer informatie over de samenstelling van dit rechtscollege, zie de rubriek “de zittende magistratuur”.
Openbaar ministerie
In bepaalde gevallen komt het openbaar ministerie tussen in de ondernemingsrechtbank. Het wordt dan vertegenwoordigd door de procureur des Konings, één of meerdere eerste substituten en één of meerdere substituten.
Voor meer informatie daarover, zie de rubriek “de staande magistratuur”.
Griffie
Voor meer informatie over de griffier en de griffie, zie de rubrieken “de griffier” en “de griffie”.
Centraal Register Solvabiliteit
Op 1 april 2017 werd het Centraal Register Solvabiliteit ingevoerd. Via dat register kunnen insolventieprocedures (faillissement en gerechtelijke reorganisatie) digitaal behandeld worden.
U vindt er meer informatie over op de website van het Centraal Register Solvabiliteit (RegSol).
De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen, en dat ongeacht het bedrag.
Een vordering van een particulier tegen een onderneming kan eveneens voor de ondernemingsrechtbank worden gebracht.
Geschillen tussen ondernemingen
De ondernemingsrechtbank behandelt geschillen tussen ondernemingen, d.w.z. natuurlijke personen die als zelfstandige een beroepsactiviteit uitoefenen (handelaars, vrije beroepen en bestuurders), rechtspersonen (vennootschappen, verenigingen en stichtingen) en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
Wat de natuurlijke personen betreft die een beroepsactiviteit uitoefenen als zelfstandige, mogen de geschillen niet te maken hebben met een handeling die kennelijk vreemd is aan de onderneming.
De ondernemingsrechtbank heeft naast haar rechtsprekende bevoegdheid ook een bestuurlijke bevoegdheid.
Zo beëdigt de ondernemingsrechtbank:
- de beëdigde wegers, scheepsmeters of meters voor zee- en binnenschepen;
- de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren.
De ondernemingsrechtbank neemt ook kennis van een aantal specifieke geschillen, ongeacht het bedrag.
Hieronder vindt u enkele voorbeelden van dergelijke geschillen:
- geschillen inzake vennootschappen, verenigingen of stichtingen;
- geschillen inzake intellectuele eigendomsrechten;
- geschillen inzake marktpraktijken;
- geschillen inzake wissel- of orderbrieven;
- enz.
De ondernemingsrechtbank is ook uitsluitend bevoegd om kennis te nemen van vorderingen en geschillen die rechtstreeks verband houden met een insolventieprocedure (faillissement en gerechtelijke reorganisatie).
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank is eveneens bevoegd voor het bevelen van bepaalde maatregelen, waaronder:
- het verbieden van marktpraktijken;
- het toezicht op de financiële sector, reisbemiddelaars, huwelijksbureaus, incassobureaus, enz.;
- maatregelen inzake de werking van een vennootschap;
- maatregelen met het oog op de continuïteit van een onderneming.
Er is een afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank.
De afdelingsvoorzitter wordt in het Hof van Cassatie sectievoorzitter genoemd. De sectievoorzitters worden aangewezen onder de raadsheren van het Hof van Cassatie.
De organisatiestructuur van het Hof van Cassatie ziet er als volgt uit:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitters;
- raadsheren.
Voor meer informatie over de afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank, zie de rubriek “de voorzitter”.
De voorzitter staat aan het hoofd van verschillende vredegerechten en politierechtbanken, van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank.
Daarnaast heeft ook het Hof van Cassatie een voorzitter - die bevindt zich in de hiërarchie onder de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie - en een voorzitter van het hof van assisen.
In de verschillende types rechtscolleges oefent de voorzitter een leidinggevende functie uit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken zijn hiërarchisch georganiseerd.
De rechtbank van eerste aanleg is samengesteld uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere afdelingsvoorzitters (behalve voor de rechtscolleges zonder afdelingen);
- één of meerdere ondervoorzitters (afhankelijk van het wettelijk personeelskader);
- rechters (beroepsmagistraten);
- rechters in ondernemingszaken, die in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken aanstellen (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere sociale rechters (lekenrechters).
De voorzitter wordt bijgestaan door één of meerdere afdelingsvoorzitters en is belast met het algemeen bestuur van de rechtbank.
De afdelingsvoorzitter verzekert de dagelijkse leiding van de rechtbank onder het gezag van de voorzitter en heeft een aantal specifieke bevoegdheden.
Hij mag zich in zijn bestuurs- en organisatieopdrachten laten bijstaan door één of meerdere ondervoorzitters.
Het Hof van Cassatie is gestructureerd als volgt:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitter;
- raadsheren.
Er is ook een voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank. Die leidt, organiseert en coördineert de vredegerechten en de politierechtbanken van het arrondissement.
De ondervoorzitter is een beroepsmagistraat.
Hij maakt deel uit van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank. Verder is er ook een ondervoorzitter voor alle vredegerechten en de politierechtbanken van een arrondissement. De ondervoorzitter staat de voorzitter bij in het algemeen bestuur van de entiteit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken hebben een hiërarchische structuur.
De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in ondernemingszaken (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in sociale zaken (lekenrechters).
De rechter spreekt recht.
De term “rechter” verwijst meestal naar een magistraat van de rechterlijke macht. De rechter is volgens de wet verplicht om een vonnis uit te spreken over de geschillen die aan hem worden voorgelegd. Daarbij steunt de rechter op:
- de wet;
- de rechtspraak (dat zijn alle beslissingen van de rechtscolleges die samen een rechtsbron vormen);
- de rechtsleer (dat is het geheel van de juridische werken bestemd om het recht toe te lichten of te interpreteren);
- het gebruik (dat is een algemeen en herhaald gebruik waarvan het gezag door iedereen erkend wordt, op voorwaarde dat het niet tegen een wet ingaat).
De rechters zetelen in verschillende types rechtbanken zoals bijvoorbeeld de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Een rechter in het hof van beroep, in het arbeidshof of in het Hof van Cassatie wordt officieel “raadsheer” genoemd.
De rechters die vonnissen uitspreken vormen de “zittende magistratuur” omdat ze tijdens het proces blijven zitten.
Tijdens de terechtzitting in de rechtbank zetelt de rechter alleen. In bepaalde zaken zetelen de rechters echter soms met drie.
In de ondernemingsrechtbank en in de arbeidsrechtbank staan twee lekenrechters de rechter bij.
In België is een rechter in ondernemingszaken geen beroepsrechter.
Hij wordt bij de ondernemingsrechtbank aangesteld door de Koning op gezamenlijke voordracht van de ministers die voor Justitie, Economische Zaken en Middenstand bevoegd zijn.
Die rechters zijn niet noodzakelijk juristen. Ze komen uit de zakenwereld en de handel, waar ze vaak hun activiteiten verderzetten wanneer ze geen zitting hebben.
De rechters in ondernemingszaken helpen de zogenaamde "beroepsrechter" door hun praktische terreinkennis in te brengen bij de behandeling van een zaak. Ze worden benoemd voor een eerste periode van drie jaar die telkens voor vijf jaar hernieuwbaar is na advies van de voorzitter van de rechtbank en van de procureur-generaal.
De hoofdtaken van de rechters in ondernemingszaken zijn:
- zetelen aan de zijde van de beroepsrechter;
- rechter-commissaris: wanneer een faillissement door een curator wordt beheerd, voert die laatste zijn opdracht uit onder toezicht van een rechter-commissaris (die een rechter in ondernemingszaken is). Die rechter-commissaris geeft de nodige toelatingen, controleert de rekeningen van de curator en brengt verslag uit bij de rechtbank;
- handelsonderzoeken: de kamer voor handelsonderzoek heeft als opdracht om ondernemingen in moeilijkheden op te sporen. De rechter in ondernemingszaken roept de ondernemer op om de moeilijkheden te bespreken en een herstelplan of een reorganisatieplan op te stellen.
- gedelegeerd rechter: de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen voorziet in de aanwijzing van een gedelegeerd rechter in geval van gerechtelijke reorganisatie. Die rechter volgt het verloop van de rechterlijke reorganisatie op en brengt tijdens de procedure regelmatig verslag uit bij de rechtbank.
Het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie verleent een onderneming een bescherming van maximum zes maanden (verlengbaar tot 18 maanden) tegenover haar schuldeisers. Dankzij de opschorting van betaling moeten de schuldeisers niet meer betaald worden en kunnen zijn niet tot de invordering van hun schulden overgaan (bijvoorbeeld d.m.v. beslag).
De procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank.
Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
In strafzaken komt het parket van de procureur des Konings tussen vanaf het strafrechtelijk onderzoek.
Wanneer de zaak aan de strafrechter wordt voorgelegd voor behandeling ten gronde, vordert het openbaar ministerie de toepassing van de strafwet.
Na de uitspraak van de straf waakt het erover dat die ook wordt uitgevoerd.
In burgerlijke zaken geeft het openbaar ministerie een (schriftelijk of mondeling) advies over het geschil in de bij wet bepaalde gevallen en telkens wanneer de zaak de openbare orde raakt.
De procureur des Konings van een gerechtelijk arrondissement heeft de leiding over het parket van het hele arrondissement.
Indien het parket één of meerdere afdelingen heeft, kan hij door één of meerdere afdelingsprocureurs bijgestaan worden.
De eerste substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder het gezag van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder leiding van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
Algemeen
De griffie bestaat meestal uit een hoofdgriffier, één of meer griffiers-hoofden van dienst, één of meer griffiers en griffiepersoneel.
De griffier heeft niet alleen administratieve taken zoals het verloop van de zitting opvolgen, documenten opstellen of afschriften geven. Daarnaast is hij ook een volwaardige medewerker van de rechter en officieel bewaarder van veel documenten. In die zin werkt hij mee aan het vlotte verloop van alle activiteiten op het rechtscollege.
Het takenpakket van de griffier kan verschillen naargelang het soort rechtbank (vredegerecht, rechtbank eerste aanleg, arbeidsrechtbank, enz.).
In de griffie wordt er vaak nog ander personeel tewerkgesteld, zoals assistenten en medewerkers.
Vredegerecht.
Elk vredegerecht heeft een eigen griffie, samengesteld uit één of meer griffiers en griffiepersoneel, die onder de leiding staan van de arrondissementele hoofdgriffier van de vredegerechten en de politierechtbank. De hoofdgriffier wordt bijgestaan door één of meerdere griffiers-hoofden van dienst bij de vredegerechten. In elk plaatselijk vredegerecht zal de hoofdgriffier bovendien een plaatselijk leidinggevende griffier aanwijzen om hem bij te staan in de dagelijkse leiding van die griffie. In elke griffie worden de griffiers bijgestaan door administratief personeel (assistenten en medewerkers).
Politierechtbank.
Elke politierechtbank heeft een eigen griffie, samengesteld uit één of meer griffiers en griffiepersoneel, die onder de leiding staan van de arrondissementele hoofdgriffier van de vredegerechten en de politierechtbank. De hoofdgriffier wordt in de meeste arrondissementen bijgestaan door één of meerdere griffiers-hoofden van dienst bij de politierechtbank, die hij kan aanwijzen tot leidinggevende van een afdeling van de politierechtbank. In elke griffie worden de griffiers bijgestaan door administratief personeel (assistenten en medewerkers).
De hoofdgriffier heeft de leiding over de griffie en waakt over de goede werking ervan.
Elk rechtscollege beschikt over zijn eigen griffie om de dossiers die daar vastgesteld zijn te behandelen.
Elke griffie heeft een hoofdgriffier. Hij wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaand door één of meerdere afdelingsgriffiers, één of meerdere griffiers-hoofden van dienst, griffiers en door het administratief personeel.
De hoofdgriffier wordt bijgestaan door griffiers-hoofden van dienst en griffiers.
Onverminderd de door de griffiers uitgevoerde taken en de door hen geleverde bijstand, neemt de griffier-hoofd van dienst onder het gezag en het toezicht van de hoofdgriffier deel aan het bestuur van de griffie.
De hoofdgriffier kan één of meerdere griffiers-hoofden van dienst aanstellen om hem bij te staan in het bestuur van een afdeling.
De griffier staat de rechter bij in de uitvoering van zijn gerechtelijk ambt.
De griffier vervult de griffietaken en staat als zittingsgriffier de magistraat bij in alle verrichtingen van zijn ambt.
Er wordt enkel van die regel afgeweken in noodgevallen, als de griffier niet aanwezig kan zijn.
Dit zijn de taken van de griffier:
- Hij verzekert de toegankelijkheid van de griffie voor het publiek;
- Hij voert de boekhouding van de griffie;
- Hij verlijdt de akten waarmee hij belast is, bewaart de minuten, registers en alle akten van het rechtscollege waarbij hij is aangewezen en levert daarvan uitgiften, uittreksels of kopieën af;
- Hij bewaart de documentatie inzake wetgeving,
rechtspraak en rechtsleer ten behoeve van de rechters; - Hij maakt de tabellen, de statistieken en de andere documenten op waarmee hij overeenkomstig de wet of de besluiten belast is; hij houdt de registers en repertoria bij;
- Hij staat in voor de bewaring van de waarden, documenten en voorwerpen die overeenkomstig de wet bij de griffie zijn neergelegd;
- hij neemt de passende maatregelen om alle archieven onder zijn beheer in goede staat te bewaren, om ze te ordenen en te inventariseren, en dat ongeacht de vorm, de structuur en de inhoud ervan.
De griffier staat ook de magistraat bij:
- Hij bereidt de taken van de magistraat voor;
- Hij is aanwezig op de terechtzitting;
- Hij stelt het proces-verbaal van de behandeling en van de beslissingen op;
- Hij verleent akte van de verschillende formaliteiten waarvan de vervulling moet worden vastgesteld en verleent er authenticiteit aan;
- Hij stelt de dossiers van de rechtspleging op en ziet, in het kader van zijn bevoegdheid, toe op de naleving van de geldende regels.
Er zijn één of meerdere griffiers in alle rechtscolleges (vredegerecht, politierechtbank, rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank, arbeidsrechtbank, enz.).
Er is één enkele afdelingsgriffier in elke afdeling van een rechtbank (rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank en arbeidsrechtbank).
De afdelingsgriffier heeft de leiding over de griffie van de afdeling.
De advocaat adviseert een partij en vertegenwoordigt ze voor de rechter.
Voor meer info over de rol van de advocaat, raadpleeg de website van de Orde van Vlaamse Balies (https://advocaat.be/).
U zal er ook meer inlichtingen vinden over de taken van een advocaat, zijn honoraria en ook over hoe je een advocaat kan kiezen.
In België bestaan er verschillende ordes van advocaten, namelijk:
- de orde van advocaten binnen elk gerechtelijk arrondissement, behalve in Brussel, waar er een Franstalige en een Nederlandstalige orde is;
- de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie;
- de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophones".
Tenslotte bestaat er nog een Federale Raad van de Balies. De Federale Raad van de Balies bestaat uit tien leden waarvan er vijf gemandateerd zijn door de Ordre des barreaux francophones et germanophones en vijf door de Orde van de Vlaamse Balies, en dat voor een termijn van twee jaar die één enkele keer hernieuwbaar is. De Raad wordt voorgezeten door de stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie.
De referendaris is een dokter, licentiaat of houder van een masterdiploma in de rechten die de magistraat van de zetel bijstaat.
Referendarissen kunnen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven en verschillende rechtbanken aangesteld worden. Ze helpen de magistraten van de hoven en rechtbanken, maar ze zijn zelf geen magistraten.
Referendarissen werken ook bij het Hof van Cassatie, waar ze zowel de raadsheren als de leden van het parket-generaal bijstaan.
De referendarissen bereiden het juridisch werk van de magistraten voor volgens de instructies die ze krijgen in hun verschillende dossiers. Ze zijn niet bevoegd om taken van de griffie uit te voeren.
De referendarissen staan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de korpschef van het rechtscollege waarin ze aangesteld zijn.
Uitleg burgerlijke zaak
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bijvoorbeeld tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder, man en vrouw). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de maatschappij.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij (de eiser) een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding overhandigt aan de tegenpartij (de gedaagde). De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen die door de gerechtsdeurwaarder wordt overhandigd aan de gedagvaarde persoon.
De dagvaarding moet een aantal verplichte inlichtingen bevatten, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eiser en desgevallend zijn rijksregisternummer of zijn ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de gedaagde;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd bij gezamenlijk verzoekschrift.
Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of een van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
In de door de wet bepaalde gevallen (bijvoorbeeld geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) kan een zaak worden ingeleid d.m.v. een tegensprekelijk verzoekschrift. Dat moet door de eiser naar de griffie worden opgestuurd of op de griffie neergelegd.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoeker en desgevallend zijn rijksregisternummer of zijn ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen persoon;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze verwittigd zijn dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht door middel van een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Die manier een zaak in te leiden wordt bijvoorbeeld gebruikt wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich nog wel verzetten tegen de beslissing.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn er verschillende scenario’s mogelijk.
De verwerende partij verschijnt niet of niemand verschijnt.
Als de gedaagde partij niet verschijnt op de inleidende zitting dan kan de verzoekende partij ondanks de afwezigheid van de andere partij een initiatief nemen. Ze kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd “verstekvonnis” uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij verstek heeft laten gaan op de zitting en zijn argumenten niet heeft aangevoerd.
Als de verzoeker geen initiatief neemt dan wordt de zaak “naar de rol verwezen”. Dat wil zeggen dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen van de partijen vraagt dat de zaak terug wordt vastgesteld op de zitting, wordt de zaak niet behandeld door de rechter.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaat. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn er twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Mits een aantal voorwaarden in acht wordt genomen, kan een betrekkelijk eenvoudige zaak worden behandeld “in korte debatten”. De zaak wordt dan ineens behandeld op de inleidende zitting. Als er echter te veel te behandelen zaken zijn op de inleidende zitting dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van “instaatstelling”. Dat houdt in dat de partijen een kalender overeenkomen voor het uitwisselen van conclusies. In die kalender wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen legt de rechter binnen de zes maanden na de inleiding ambtshalve de conclusietermijnen (alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit) vast.
Na de instaatstelling van de zaak, als iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, legt de rechter de datum vast waarop de zaak kan worden gepleit.
Op die zitting kunnen de partijen hun advocaat laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak “in beraad”. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt een maand later de beslissing. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term “vonnis” wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term “vonnis” verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg (zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken).
De term “arrest” verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep (zoals de hoven van beroep, de arbeidshoven) of van het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term “beschikking” wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren, waaronder de twee volgende:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis, als hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen, enz.
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de persoon/de partij die de gerechtskosten moet betalen.