Zetel van de politierechtbanken
De politierechtbank mag niet worden verward met de politie.
In België zijn er 15 politierechtbanken: de Franstalige politierechtbank van Brussel, de Nederlandstalige politierechtbank van Brussel en de politierechtbanken van Antwerpen, Eupen, Halle, Henegouwen, Leuven, Limburg, Luik, Luxemburg, Namen, Oost-Vlaanderen, Vilvoorde, Waals-Brabant en West-Vlaanderen.
Kamers en samenstelling
Een politierechtbank heeft meerdere kamers. Dat zijn zowel strafrechtelijke als burgerlijke kamers. Ze worden telkens voorgezeten door een rechter in de politierechtbank.
In de politierechtbank zetelt de rechter alleen. Hij wordt bijgestaan door een griffier. In een strafrechtelijke kamer is ook de procureur des Konings op de zitting aanwezig, naast de rechter.
Openbaar ministerie
In de politierechtbank is het openbaar ministerie enkel aanwezig in strafzaken. Het wordt vertegenwoordigd door de procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten.
Het openbaar ministerie vervolgt overtreders voor de rechtbank. Het handelt in naam van de Staat en verdedigt dus de belangen van de maatschappij. Klik hier voor meer informatie over het openbaar ministerie.
Griffie
De griffie bestaat meestal uit een hoofdgriffier, één of meerdere griffiers-hoofden van dienst, één of meerdere griffiers en griffiepersoneel (assistenten en medewerkers).
Elke politierechtbank heeft een eigen griffie onder leiding van de hoofdgriffier van de vredegerechten en politierechtbank, en dat per gerechtelijk arrondissement.
De hoofdgriffier wordt in de meeste gerechtelijke arrondissementen bijgestaan door één of meerdere griffiers-hoofden van dienst bij de politierechtbank, die hij kan aanwijzen tot leidinggevende griffier van een afdeling van de politierechtbank.
In elke griffie worden de griffiers bijgestaan door administratief personeel (assistenten en medewerkers).
De griffie staat in voor de administratie: Ze verwerkt de binnenkomende en uitgaande briefwisseling, neemt de rijbewijzen in ontvangst bij de uitvoering van de rijverboden, stelt de beroepsakte op bij beroepen tegen de vonnissen van de politierechtbank ...
De politierechtbank kan optreden als strafrechtbank en als burgerlijke rechtbank.
Als strafrechtbank is de politierechtbank bevoegd voor:
Verkeersmisdrijven
De politierechtbank is bevoegd voor alle misdrijven in het wegverkeer, zoals vluchtmisdrijf, onopzettelijke slagen en verwondingen als gevolg van een verkeersongeval, rijden onder invloed van alcohol …
Vorderingen tot vergoeding van schade als gevolg van een verkeers- of treinongeval
De politierechtbank behandelt alle eisen tot vergoeding van schade als gevolg van een verkeers- of treinongeval. Dat behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de politierechtbank en wordt ook wel de ‘afhandeling van de burgerlijke belangen’ genoemd.
Overtredingen
Overtredingen mogen niet worden verward met verkeersovertredingen.
Een overtreding is een minder ernstig strafbaar feit dat bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen, een werkstraf van 20 tot 45 uur of een geldboete van € 1 tot € 25 (te vermeerderen met de opdeciemen).
Voorbeelden zijn nachtlawaai, opzettelijke beschadigingen van roerende goederen, opzettelijke beschadigingen van stedelijke afsluitingen, feitelijkheden …
Andere misdrijven dan verkeer in bijzondere wetgeving
Een aantal bijzondere wetten bepalen dat de politierechtbank bevoegd is voor o.a. treinongevallen, openbare dronkenschap, inbreuken op de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen …
Als burgerlijke rechtbank neemt de politierechtbank kennis van:
Burgerlijke betwistingen in verkeerszaken
De politierechtbank zal voornamelijk bepalen wie aansprakelijk is bij verkeersongevallen, de schadevergoedingen vastleggen en oordelen over regresvorderingen van een BA-verzekeraar.
Beroep tegen:
- een gemeentelijke administratieve sanctie (met name een GAS-boete voor overlast, parkeerovertredingen …);
- een administratieve sanctie op basis van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden;
- een administratieve geldboete van de NMBS;
- een administratieve geldboete voor lichte snelheidsovertredingen;
- …
De rechter in de politierechtbank zetelt alleen. Tijdens de zitting wordt hij bijgestaan door een griffier.
Bij strafzaken is het openbaar ministerie op de zitting aanwezig. Het wordt vertegenwoordigd door de procureur des Konings, de afdelingsprocureur, de eerste substituut of één van de substituten van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de politierechtbank.
Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
Op de zitting vertegenwoordigt de procureur des Konings de samenleving. De procureur des Konings ‘vordert’. Dat wil zeggen dat hij uitleg geeft over de inbreuken, over waarom ze bewezen zijn, en dat hij vraagt om een straf op te leggen.
Na de uitspraak van de straf waakt het openbaar ministerie erover dat ze ook wordt uitgevoerd.
De griffier is aanwezig op de zitting en stelt in elke zaak het proces-verbaal van de behandeling op.
Na de zitting zorgt de griffier voor de opmaak van de vonnissen en ondertekent hij ze samen met de rechter in de politierechtbank.
De griffier staat tevens in voor de boekhouding van de griffie, bewaart de stukken die werden neergelegd, levert de vonnissen af, neemt akte van de beroepen tegen vonnissen van de politierechtbank …
Daarnaast heeft de griffier nog tal van andere taken. Ze worden opgesomd in artikel 168, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
De advocaat adviseert een partij en vertegenwoordigt ze voor de rechtbank.
Voor meer info over de rol van de advocaat, kan je de website van de Orde van de Vlaamse Balies raadplegen.
In België bestaan er verschillende ordes van advocaten, één of meerdere per gerechtelijk arrondissement.
De zaalwachter (of de deurwaarder of de bode) is aanwezig op de zitting.
Hij noteert de identiteit van de mensen die zelf naar de zitting komen en de namen van de advocaten die naar de zitting komen om te pleiten. De zaalwachter zorgt voor een vlot en soepel verloop van de zitting.
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bv. tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder of verzekerde en verzekeringsmaatschappij). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de samenleving.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding aan de tegenpartij overhandigt. De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen.
De dagvaarding moet verplicht een aantal zaken vermelden, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eisende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verwerende partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd d.m.v. een gezamenlijk verzoekschrift. Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of één van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
Een zaak kan in de door de wet bepaalde gevallen (bv. bij geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) worden ingeleid d.m.v. een ‘tegensprekelijk verzoekschrift’. De verzoekende partij kan het verzoekschrift neerleggen op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie opsturen.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal zaken verplicht vermelden, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoekende partij of van haar advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze weten dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht d.m.v. een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Een zaak wordt op die manier ingeleid bv. wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich wel nog tegen de beslissing verzetten.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn verschillende scenario’s mogelijk:
Als de eisende partij geen initiatief neemt, dan bepaalt de rechter afhankelijk van de voorliggende gegevens ofwel conclusietermijnen met een zittingsdatum ofwel ‘verwijst hij de zaak naar de rol’. In het laatste geval betekent dit dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen enkele partij dan vraagt om de zaak terug op een zitting in te plannen, wordt de zaak niet door de rechter behandeld.
De verwerende partij verschijnt niet.
Als de verwerende partij niet op de inleidende zitting verschijnt, dan kan de eisende partij ondanks de afwezigheid van de tegenpartij een initiatief nemen. Zij kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd ‘verstekvonnis’ uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij ‘verstek heeft laten gaan’ op de zitting en haar argumenten niet heeft aangevoerd.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in eigen persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaten. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Een betrekkelijk eenvoudige zaak kan onder bepaalde voorwaarden ‘in korte debatten’ worden behandeld op de inleidende zitting. Als er echter al te veel zaken op die inleidende zitting gepland zijn, dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van ‘instaatstelling’. Dat houdt in dat de partijen samen een kalender vastleggen voor het uitwisselen van de conclusies. Daarin wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen, legt de rechter binnen de zes weken na de inleidende zitting ambtshalve de conclusietermijnen alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit vast.
Na de instaatstelling van de zaak, wanneer iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, kunnen de partijen hun advocaten laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak ‘in beraad’. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken die de partijen hebben neergelegd om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt de beslissing een maand later. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term ‘vonnis’ wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term ‘vonnis’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg, zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken.
De term ‘arrest’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep, zoals de hoven van beroep en de arbeidshoven, of het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term ‘beschikking’ wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis uit wanneer hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen …
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters (één rechter bij de vredegerechten en de politierechtbanken) die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de partij die de gerechtskosten moet betalen.
Een persoon die de wet overtreedt en de belangen van de maatschappij schaadt, begaat strafbare feiten.
Strafzaken worden behandeld door de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van beroep of het hof van assisen.
Verloop strafzaak
Verwijzing door de onderzoeksgerechten
De raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzoeksgerechten. Ze moeten een beschikking nemen om een zaak naar de vonnisgerechten (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) te verwijzen.
Na het opstellen van de beschikking van verwijzing moet het openbaar ministerie nog tot de dagvaarding overgaan.
Dagvaarding door het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie kan alleen rechtstreeks dagvaarden in zaken die enkel het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek. Dat onderzoek wordt gevoerd door het openbaar ministerie.
Zaken die daarentegen het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek (een onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter), moeten naar een vonnisgerecht (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) verwezen worden door een beschikking van de raadkamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling.
In geval van rechtstreekse dagvaarding kan het openbaar ministerie een wanbedrijf omzetten in een overtreding (dagvaarding voor de politierechtbank) of een misdaad correctionaliseren (dagvaarding voor de correctionele rechtbank).
Dagvaarding door de burgerlijke partij
Behalve het openbaar ministerie kan ook de burgerlijke partij een beklaagde rechtstreeks dagvaarden.
De burgerlijke partij kan bijvoorbeeld rechtstreeks dagvaarden wanneer het openbaar ministerie een klacht (waaraan om allerlei redenen geen gevolg werd gegeven) zonder gevolg heeft geklasseerd.
Dat kan ze enkel voor wanbedrijven en overtredingen, maar niet voor misdaden, want alleen het openbaar ministerie kan verzachtende omstandigheden in aanmerking nemen in geval van een rechtstreekse dagvaarding.
Vrijwillige verschijning in strafzaken
Een beklaagde kan in bepaalde gevallen ‘vrijwillig’ verschijnen (bv. als er problemen zijn met de dagvaarding).
Hij is niet verplicht om op een vraag tot vrijwillige verschijning in te gaan.
Oproeping bij proces-verbaal in strafzaken
In bepaalde gevallen kan de beklaagde die aangehouden werd in uitvoering van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, opgeroepen worden om voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank te verschijnen.
In dat geval wordt de beklaagde op de hoogte gebracht van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook van de plaats, de dag en het uur waarop hij dient te verschijnen. Die kennisgeving geldt als dagvaarding.
Beroep tegen een bevel tot betalen
De procureur des Konings kan een bevel tot betalen voor een verkeersinbreuk naar een overtreder sturen. Als de overtreder niet akkoord gaat omdat hij de verkeersinbreuk zelf betwist of om andere redenen, kan de overtreder beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
Als het beroep ontvankelijk is, valt het bevel tot betalen weg en zal de politierechtbank oordelen over de verkeersinbreuk, zoals onder ‘2. Zitting’ werd uiteengezet.
Beroep tegen de weigering om de immobilisering van een voertuig op te heffen
In bepaalde gevallen die in de verkeerswetgeving zijn voorzien, kunnen de politie en de procureur des Konings beslissen om een voertuig te immobiliseren.
De eigenaar van een geïmmobiliseerd voertuig kan aan de procureur des Konings vragen om het voertuig terug te geven. Als de procureur des Konings weigert om de immobilisering op te heffen en het voertuig niet wil teruggeven, kan de eigenaar tegen die weigering beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
De politierechtbank zal oordelen over de opheffing van de immobilisering en de eventuele teruggave van het voertuig aan de eigenaar, maar nog niet over de verkeersinbreuken zelf.
De beklaagde is niet verplicht om te verschijnen. Hij kan zich door zijn advocaat laten vertegenwoordigen.
Als de rechtbank het echter opportuun acht, kan ze de beklaagde bevelen om in eigen persoon te verschijnen.
Het verloop van een normale zitting kan je als volgt samenvatten:
- controle van de identiteit van de partijen (beklaagde, burgerlijke partij ...);
- ondervraging van de beklaagde;
- uiteenzetting van de vordering van de burgerlijke partij, als er één is;
- strafvordering door het openbaar ministerie;
- de beklaagde en zijn advocaat zetten hun argumenten ter verdediging uiteen.
In de praktijk kan van die volgorde worden afgeweken, met name indien deskundigen en getuigen worden verhoord.
Als ze dat wensen, kunnen de advocaten ook bovenop hun mondelinge pleidooien schriftelijke conclusies neerleggen.
Het vonnis wordt onmiddellijk na de mondelinge behandeling van de zaak uitgesproken, op het einde van de zitting of op een latere datum. In dat laatste geval wordt de datum meestal vastgelegd binnen een termijn van maximum een maand vanaf de zitting waarop de debatten gesloten werden.
De uitspraak van het vonnis volgt meestal sneller als de beklaagde op het moment dat hij op de zitting verschijnt in hechtenis is. Dat hangt evenwel af van de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier.
Het vonnis wordt uitgesproken in de openbare terechtzitting in aanwezigheid van het openbaar ministerie, ook al werd de zaak zelf met gesloten deuren behandeld (bv. een zedenzaak).
De voorzitter kan het voorlezen van het vonnis beperken tot het beschikkend gedeelte. Dat gedeelte van het vonnis vermeldt de feiten waaraan de beklaagde al dan niet schuldig wordt bevonden, alsook de straffen voor de bewezen verklaarde feiten.
In het vonnis wordt ook uitspraak gedaan over de gerechtskosten.
De beklaagde ontvangt per e-mail of via de advocaat de melding dat hij het vonnis kan bekijken op Just-on-Web. Is er geen e-mailadres bekend, dan ontvangt de beklaagde een brief met de melding dat het vonnis digitaal beschikbaar is en de instructies om het vonnis te raadplegen.
In geval van een vrijheidsstraf van drie jaar of meer zonder uitstel kan de rechter op verzoek van het openbaar ministerie de onmiddellijke aanhouding bevelen.
Die beslissing wordt voorafgegaan door een debat waarin de beklaagde en zijn advocaat de mogelijkheid hebben om gehoord te worden over die beslissing tot onmiddellijke aanhouding.
In geval van onmiddellijke aanhouding wordt de beklaagde onmiddellijk naar de gevangenis overgebracht, zonder dat hij eerst nog de gelegenheid krijgt om naar huis te gaan.
De rechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt moet zijn beslissing motiveren. Die beslissing mag enkel gegrond zijn op het gevaar dat de beklaagde zich aan de uitvoering van de straf zou onttrekken door te vluchten of op het gevaar voor recidive.
Akten verricht door de gerechtsdeurwaarder in burgerlijke en handelszaken
- Koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen (B.S. 8/02/1977)
- Tarief 2022
Artikel 1409 § 2 Gerechtelijk Wetboek
Eerstelijnsbijstand, tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand
- Juridische eerstelijnsbijstand: de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie;
- Juridische tweedelijnsbijstand: de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging;
- Rechtsbijstand bestaat erin degenen die niet over de nodige inkomsten beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de diverse rechten, registratie-, griffie- en uitgifterechten en van de andere kosten welke deze rechtspleging medebrengt. Hij verschaft aan de betrokkene ook kosteloos de tussenkomst van openbare en ministeriële ambtenaren onder de hierna bepaalde voorwaarden. Hij biedt de betrokkene tevens de mogelijkheid kosteloos bijstand te genieten van een technisch adviseur bij gerechtelijke deskundigenonderzoeken.
- Bedragen vanaf 1 september 2021
- Indexatie bijdrage Fonds voor tweedelijnsbijstand van 22 naar 24 euro vanaf 1 oktober 2022.
Gerechtskosten in strafzaken
- Koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement van de gerechtskosten in strafzaken (B.S. 30/12/1950)
- Tarieven 2024
Griffierechten
- Deze circulaire geeft een toelichting bij de wet van 28 april 2015 tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen.
- Ingevolge een arrest van het Grondwettelijk Hof (arrest 13/2017) zijn de oude tarieven tijdelijk van toepassing vanaf 1 september 2017 - klik hier.
- Er zijn geen rolrechten verschuldigd bij de arbeidsrechtbanken en de arbeidshoven (zie circulaire FOD Financiën)
- Omzendbrief 272
Rechtsplegingsvergoeding
Hoewel het niet onder zijn bevoegdheden valt, is het College van de hoven en rechtbanken bij koninklijk besluit verplicht om de nieuwe geïndexeerde basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding ter informatie te publiceren. Het is niet bevoegd om de bedragen vast te leggen. Deze publicatie heeft geen enkele juridische waarde.
Het College van de hoven en rechtbanken vestigt de aandacht op het feit dat elke magistraat alleen en op basis van de wet beslist over het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding m.b.t. een geschil.
1. Wettelijke basis
De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. Ze moet betaald worden door de partij die het geschil verloren heeft.
De rechter stelt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding vast op basis van de bedragen die bij koninklijk besluit vastgesteld werden volgens drie categorieën: het basis-, minimum- en maximumbedrag.
Indien u meer informatie wenst, kan u artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek raadplegen en het koninklijk besluit van 24 mei 2024 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoedingen bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van de bijstand door de advocaat (BS 5 juni 2024) (hierna ‘het koninklijk besluit van 24 mei 2024’ te noemen).
2. Bevoegdheid van het College van de hoven en rechtbanken
Het koninklijk besluit van 24 mei 2024 wijzigt artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 en voorziet: “De nieuwe geïndexeerde bedragen worden ter informatie gepubliceerd op de website van het College van de hoven en rechtbanken.“.
Het College van de hoven en rechtbanken publiceert dus ter info de verschillende bedragen hieronder.
3. Bedrag van de rechtsplegingsvergoeding
Klik hier (de bedragen zijn geldig sinds 1 november 2022)