Zetel van de rechtbanken van eerste aanleg
België is onderverdeeld in 12 gerechtelijke arrondissementen, namelijk West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg, Waals-Brabant, Henegouwen, Namen, Luik, Luxemburg, Leuven, Eupen en Nederlandstalig/Franstalig Brussel.
Er is een rechtbank van eerste aanleg in elk gerechtelijk arrondissement. Een rechtbank van eerste aanleg bestaat soms uit verschillende afdelingen. De rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen telt bijvoorbeeld drie afdelingen: Bergen, Doornik en Charleroi.
Kamers en samenstelling
De afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg bestaan op hun beurt uit verschillende secties:
- de burgerlijke rechtbank;
- de correctionele rechtbank;
- de jeugdrechtbank;
- de familierechtbank;
- de strafuitvoeringsrechtbank.
Voor meer informatie over de samenstelling van de rechtbank van eerste aanleg, zie de rubriek “de zittende magistratuur”.
Openbaar ministerie
Bij de rechtbank van eerste aanleg wordt de functie van het openbaar ministerie uitgeoefend door de procureur des Konings, één of meerdere eerste substituten en één of meerdere substituten.
Het openbaar ministerie vervolgt overtreders voor de rechtbank. Het handelt in naam van de Staat en verdedigt dus de belangen van de maatschappij. Voor meer informatie over het openbaar ministerie, klik hier en raadpleeg de rubriek “de staande magistratuur”.
Griffie
Voor meer informatie over de griffier en de griffie, zie de rubrieken “de griffier” en “de griffie”.
Bevoegdheden
De burgerlijke rechtbank behandelt alle zaken die door de wetgever niet uitdrukkelijk zijn toegewezen aan een andere rechtbank.
De correctionele rechtbank is bevoegd om te oordelen over alle wanbedrijven, zoals diefstal, aanranding van de eerbaarheid, oplichting, enz.
De jeugdrechtbank behandelt de meeste burgerlijke zaken en strafzaken die minderjarigen aangaan.
De familierechtbank is bevoegd om kennis te nemen van alle familiale geschillen (op enkele zeldzame uitzonderingen na).
De strafuitvoeringsrechtbank ziet na een veroordeling toe op de uitvoering van de straf.
Hierna vindt u meer informatie over de verschillende soorten bevoegdheden van de rechtbank van eerste aanleg.
Burgerlijke rechtbank
De burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg heeft een algemene bevoegdheid om alle zaken te behandelen, behalve enkele door de wetgever bepaalde uitzonderingen.
Algemene bevoegdheid
De burgerlijke rechtbank neemt kennis van alle geschillen waarvan de waarde de 5.000 euro overschrijdt, behalve enkele bij wet bepaalde uitzonderingen.
Enkele voorbeelden van dergelijke uitzonderingen:
- de vorderingen die rechtstreeks voor het hof van beroep en het Hof van Cassatie komen;
- de vorderingen die behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de vrederechter, de politierechtbank, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Uitsluitende bevoegdheid
De burgerlijke kamers zijn uitsluitend bevoegd voor:
- vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid;
- geschillen betreffende de toepassing van de belastingwet;
- vorderingen tot schadevergoeding op basis van de stedenbouwwet;
- vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten m.b.t. een hypothecair krediet;
- vorderingen tot erkenning of uitvoerbaarverklaring van buitenlandse rechterlijke beslissingen;
- tuchtvorderingen tegen notarissen en gerechtsdeurwaarders.
Bevoegdheid in hoger beroep
Indien een partij in een geschil dat behandeld werd voor de vrederechter of de politierechtbank, niet tevreden is met de beslissing van de rechter, kan ze daar hoger beroep tegen aantekenen. Dan treedt de rechtbank van eerste aanleg op als gerecht in hoger beroep, om opnieuw te oordelen over de zaak die eerder aan de vrederechter of de politierechtbank was voorgelegd.
Bestuurlijke bevoegdheid
De rechtbank van eerste aanleg heeft net als de vrederechter ook een aantal bestuurlijke bevoegdheden.
Zo beëdigt de rechtbank van eerste aanleg:
- de notarissen;
- de gerechtsdeurwaarders;
- de ambtenaren en aangestelden bij het bosbeheer;
- de wegenopzichters, inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie belast met de vaststelling van alle overtredingen van de wetten en verordeningen betreffende de spoorwegen, hun exploitatie en hun politie;
- de ambtenaren en beambten belast met de vaststelling van de overtredingen van de wet en de verordeningen betreffende het vervoer van uitwijkelingen;
- de douanebeambten belast met de vaststelling van de inbreuken gepleegd binnen de omheining van vrije stapelplaatsen.
Beslagrechter
De beslagrechter maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg. Hij behandelt alle vorderingen en geschillen inzake de bewarende beslagen en de tenuitvoerlegging van de vonnissen (met inbegrip van de vonnissen van andere rechtbanken).
Correctionele rechtbank
De correctionele rechtbank is hoofdzakelijk bevoegd voor de wanbedrijven en het hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank in strafzaken.
Wanbedrijven
Een wanbedrijf kan bestraft worden met een gevangenisstraf van minimum 8 dagen en maximum 5 jaar of met een geldboete van minstens 26 euro, te vermenigvuldigen met de opdeciemen. Ook de poging tot het plegen van een wanbedrijf is strafbaar, maar de daarvoor voorziene straffen zijn lichter dan voor een wanbedrijf als dusdanig.
De verhoging met de opdeciemen wordt berekend als volgt:
- Indien de feiten gepleegd werden vóór 1 januari 2012, wordt de geldboete verhoogd met 45 decimen (= boete X 5,5);
- Indien de feiten gepleegd werden vóór en na 1 januari 2012, bijvoorbeeld één feit op 02.12.2011 en een ander op 01.02.2012, en beide feiten zijn bewezen verklaard, wordt de geldboete verhoogd met 50 decimen (= boete X 6);
- De geldboete wordt verhoogd met 50 decimen (= boete X 6) voor feiten gepleegd na 1 januari 2012 en vóór 1 januari 2017;
- Indien de feiten gepleegd werden na 1 januari 2017, wordt de geldboete verhoogd met 70 decimen (= boete X 8).
Enkele voorbeelden van wanbedrijven:
- diefstal;
- misbruik van vertrouwen;
- slagen en verwondingen.
De correctionele rechtbank behandelt ook gecorrectionaliseerde misdaden. Dat zijn zeer ernstige misdrijven die in principe tot de bevoegdheid van het assisenhof behoren, maar die berecht worden door de correctionele rechtbank als de rechter meent dat er verzachtende omstandigheden zijn.
Bevoegdheid in hoger beroep
De correctionele rechtbank is bevoegd voor het hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank in strafzaken.
Het hoger beroep wordt altijd behandeld in een kamer met drie rechters.
Raadkamer
De raadkamer maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg.
De raadkamer heeft als onderzoeksgerecht twee belangrijke functies.
1. Oordelen over het bevel tot aanhouding
Als een onderzoeksrechter een persoon in voorlopige hechtenis wil houden, moet het bevel tot aanhouding iedere maand verlengd worden. De beslissing om het aanhoudingsbevel al dan niet te verlengen wordt genomen door de raadkamer en niet door de onderzoeksrechter. De raadkamer onderzoekt dan of alle voorwaarden vervuld zijn om de persoon eventueel in hechtenis te houden.
2. De verwijzing van een zaak naar de bevoegde correctionele rechtbank onderzoeken
Op het einde van het gerechtelijk onderzoek (onderzoek geleid door de onderzoeksrechter) beslist de raadkamer of er voldoende aanwijzingen van schuld zijn ten aanzien van een verdachte. Als dat niet het geval is, spreekt de raadkamer de buitenvervolgingstelling van de verdachte uit. Als er daarentegen voldoende aanwijzingen van schuld zijn, beslist de raadkamer dat de verdachte ofwel voor de correctionele rechtbank, ofwel voor het assisenhof gedaagd wordt. De verwijzing gebeurt via de kamer van inbeschuldigingstelling, die deel uitmaakt van het hof van beroep.
De raadkamer kan ook zetelen als vonnisgerecht. Dat is het geval wanneer de internering of de opschorting van de uitspraak wordt gevraagd of gevorderd, op voorwaarde dat de openbaarheid van de debatten voor het vonnisgerecht (correctionele rechtbank) de re-integratie van de verdachte in gevaar zou brengen.
Familierechtbank
De familierechtbank bestaat uit één of meerdere familiekamer(s) en één of meerdere kamer(s) voor minnelijke schikking.
Algemene bevoegdheid
De familiekamer neemt onder meer kennis van:
- vorderingen aangaande de afstamming, de burgerlijke stand, adoptie, huwelijk, echtscheiding en samenwoning;
- vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag;
- vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen.
Bevoegdheid voor dringende maatregelen
De familierechtbank beslist ook over de dringende en voorlopige maatregelen.
De maatregelen die bij wet automatisch worden geacht spoedeisend te zijn, betreffen:
- de afzonderlijke verblijfplaatsen;
- het ouderlijk gezag;
- de pleegzorg;
- de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met een minderjarig kind;
- de onderhoudsverplichtingen;
- het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht;
- de weigering om het huwelijk te voltrekken als bedoeld in artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, de weigering om de akte van erkenning op te maken zoals bedoeld in artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek en de weigering om melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning als bedoeld in artikel 1476quater, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
- de voorlopige maatregelen die bevolen worden op grond van artikel 1253ter/5, van het Gerechtelijk Wetboek.
In uiterst dringende gevallen neemt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de nodige maatregelen.
Bevoegdheid in hoger beroep
De familierechtbank is ook bevoegd voor het hoger beroep tegen bepaalde beslissingen die in eerste aanleg werden genomen door de vrederechters.
Kamer voor minnelijke schikking
De familierechtbank heeft één of meerdere kamers voor minnelijke schikking. Familiezaken kunnen voor die kamer gebracht worden met het oog op verzoening.
Jeugdrechtbank
De jeugdrechtbank is een rechtbank voor minderjarigen.
De jeugdrechtbank neemt maatregelen om minderjarigen te beschermen. Haar bevoegdheden zijn bepaald in de jeugdbeschermingswet van 8 april 1965.
De jeugdrechtbank is bevoegd om kennis te nemen van:
- door een minderjarige gepleegde als misdrijf omschreven feiten (MOF);
- moeilijke situaties waarin een minderjarige zich bevindt en de noodzaak om hulp- en beschermingsmaatregelen te nemen ten aanzien van de minderjarige en van zijn ouders.
Als een minderjarige strafbare feiten heeft gepleegd, kan de jeugdrechtbank maatregelen nemen ten aanzien van de jongere, zoals hem berispen, hem onder toezicht van een sociale dienst of in een jeugdinstelling plaatsen.
Bij zeer ernstige misdrijven (bijvoorbeeld een moord of een verkrachting) gepleegd door een minderjarige die ouder is dan 16 jaar kan de jeugdrechter beslissen om de zaak uit handen te geven. De jongere zal verwezen worden naar een rechtbank voor volwassenen, meer bepaald de correctionele rechtbank of het assisenhof.
Strafuitvoeringsrechtbank
De strafuitvoeringsrechtbank (SURB) is bevoegd om maatregelen van aanleg toe te kennen voor de uitvoering van de straffen die door de hoven en rechtbanken werden uitgesproken, zoals de voorwaardelijke invrijheidsstelling, het elektronisch toezicht, de beperkte detentie, of, voor de kamer voor de bescherming van de maatschappij, wanneer personen geplaatst moeten worden, op proef in vrijheid gesteld worden, de gevangenis enkele uren mogen verlaten, enz.
De strafuitvoeringsrechtbank bestaat sinds 1 februari 2007. Ze is momenteel samengesteld uit:
- kamers die uitspraak doen over de straffen van meer dan drie jaar;
- een kamer voor de bescherming van de maatschappij die waakt over de toepassing van de interneringsmaatregelen die door een rechtscollege werden uitgesproken;
- de strafuitvoeringsrechter (SUR) die uitspraak doet over de straffen van zes maand tot drie jaar.
De kamers van de strafuitvoeringsrechtbank zijn samengesteld uit een voorzitter (de strafuitvoeringsrechter) en twee assessoren. De SUR zetelt alleen.
De strafuitvoeringsrechtbank heeft een ruime waaier van bevoegdheden op het gebied van strafuitvoering. Hierna vindt u een overzicht van die bevoegdheden.
Beperkte detentie
De beperkte detentie laat een tot een gevangenisstraf veroordeelde persoon toe om op regelmatige basis de gevangenis te verlaten en dat gedurende maximum 16 uur per dag. Die modaliteit kan worden toegekend aan de veroordeelde om zijn professionele, opleidings- of familiale belangen te behartigen waarvoor zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereist is.
Elektronisch toezicht
Dankzij het elektronisch toezicht kan een vrijheidsstraf volledig of gedeeltelijk buiten de gevangenis uitgevoerd worden. De persoon moet zich aan een vast uurrooster houden, wat onder meer met behulp van elektronische middelen gecontroleerd wordt.
Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied
De strafuitvoeringsrechtbank beslist over de voorlopige invrijheidstelling van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een uitlevering, een terugzending of een bevel om het grondgebied te verlaten, met het oog op zijn verwijdering van het grondgebied. De veroordeelde moet één derde van zijn straf uitgezeten hebben om in aanmerking te komen voor die maatregel.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Dankzij de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen de personen die tot gevangenisstraffen veroordeeld werden een deel van hun straf buiten de gevangenis uitvoeren. Tijdens een bepaalde proeftijd moeten ze de door de rechtbank opgelegde voorwaarden naleven.
Er is een afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank.
De afdelingsvoorzitter wordt in het Hof van Cassatie sectievoorzitter genoemd. De sectievoorzitters worden aangewezen onder de raadsheren van het Hof van Cassatie.
De organisatiestructuur van het Hof van Cassatie ziet er als volgt uit:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitters;
- raadsheren.
Voor meer informatie over de afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank, zie de rubriek “de voorzitter”.
De voorzitter staat aan het hoofd van verschillende vredegerechten en politierechtbanken, van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank.
Daarnaast heeft ook het Hof van Cassatie een voorzitter - die bevindt zich in de hiërarchie onder de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie - en een voorzitter van het hof van assisen.
In de verschillende types rechtscolleges oefent de voorzitter een leidinggevende functie uit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken zijn hiërarchisch georganiseerd.
De rechtbank van eerste aanleg is samengesteld uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere afdelingsvoorzitters (behalve voor de rechtscolleges zonder afdelingen);
- één of meerdere ondervoorzitters (afhankelijk van het wettelijk personeelskader);
- rechters (beroepsmagistraten);
- rechters in ondernemingszaken, die in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken aanstellen (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere sociale rechters (lekenrechters).
De voorzitter wordt bijgestaan door één of meerdere afdelingsvoorzitters en is belast met het algemeen bestuur van de rechtbank.
De afdelingsvoorzitter verzekert de dagelijkse leiding van de rechtbank onder het gezag van de voorzitter en heeft een aantal specifieke bevoegdheden.
Hij mag zich in zijn bestuurs- en organisatieopdrachten laten bijstaan door één of meerdere ondervoorzitters.
Het Hof van Cassatie is gestructureerd als volgt:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitter;
- raadsheren.
Er is ook een voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank. Die leidt, organiseert en coördineert de vredegerechten en de politierechtbanken van het arrondissement.
De ondervoorzitter is een beroepsmagistraat.
Hij maakt deel uit van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank. Verder is er ook een ondervoorzitter voor alle vredegerechten en de politierechtbanken van een arrondissement. De ondervoorzitter staat de voorzitter bij in het algemeen bestuur van de entiteit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken hebben een hiërarchische structuur.
De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in ondernemingszaken (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in sociale zaken (lekenrechters).
De rechter spreekt recht.
De term “rechter” verwijst meestal naar een magistraat van de rechterlijke macht. De rechter is volgens de wet verplicht om een vonnis uit te spreken over de geschillen die aan hem worden voorgelegd. Daarbij steunt de rechter op:
- de wet;
- de rechtspraak (dat zijn alle beslissingen van de rechtscolleges die samen een rechtsbron vormen);
- de rechtsleer (dat is het geheel van de juridische werken bestemd om het recht toe te lichten of te interpreteren);
- het gebruik (dat is een algemeen en herhaald gebruik waarvan het gezag door iedereen erkend wordt, op voorwaarde dat het niet tegen een wet ingaat).
De rechters zetelen in verschillende types rechtbanken zoals bijvoorbeeld de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Een rechter in het hof van beroep, in het arbeidshof of in het Hof van Cassatie wordt officieel “raadsheer” genoemd.
De rechters die vonnissen uitspreken vormen de “zittende magistratuur” omdat ze tijdens het proces blijven zitten.
Tijdens de terechtzitting in de rechtbank zetelt de rechter alleen. In bepaalde zaken zetelen de rechters echter soms met drie.
In de ondernemingsrechtbank en in de arbeidsrechtbank staan twee lekenrechters de rechter bij.
De onderzoeksrechter is een rechter van de rechtbank van eerste aanleg die speciaal aangewezen is om gerechtelijke onderzoeken te leiden.
Als er aanwijzingen zijn van een misdrijf, dan kan de onderzoeksrechter een gerechtelijk onderzoek openen, op vraag van de procureur des Konings of van het slachtoffer dat zich burgerlijke partij stelt.
Een gerechtelijk onderzoek is het geheel van de onderzoekshandelingen die worden verricht om de daders van misdrijven op te sporen, bewijzen te verzamelen en maatregelen te nemen om de zaak eventueel voor de rechtbank te brengen.
De onderzoeksrechter gaat op zoek naar de waarheid. Daarbij moet hij zowel de elementen in het voordeel als de elementen in het nadeel van de verdachte onderzoeken. Men spreekt in dat verband van een onderzoek “à charge” en “à décharge”. Voor de onderzoeken doet hij een beroep op de politie.
De onderzoeksrechter kan bijvoorbeeld getuigen en verdachten verhoren en deskundigen aanstellen. Als het nodig is voor het onderzoek kan de onderzoeksrechter ook dwingende maatregelen bevelen zoals:
- de huiszoeking en de inbeslagneming;
- de aanhouding en de inverdenkingstelling van een verdachte;
- het verhoor van de inverdenkinggestelde;
- het onderzoek van telecommunicatiegegevens;
- de fouillering op het lichaam;
- het afluisteren van telecommunicatie (telefoontap);
- de DNA-analyse.
Wanneer de onderzoeksrechter zijn onderzoek heeft voltooid, deelt hij het dossier mee aan de procureur des Konings.
Tijdens de zitting in de raadkamer die volgt op het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek, kan de procureur des Konings aan de raadkamer vragen om de verdachte:
- ofwel naar de correctionele rechtbank te verwijzen indien er voldoende aanwijzingen van schuld zijn;
- ofwel buiten vervolging te stellen indien hij bijvoorbeeld van mening is dat het gerechtelijk onderzoek onvoldoende bezwarende elementen tegen de verdachte heeft opgeleverd of indien de dader van het misdrijf onbekend gebleven is.
De beslagrechter behandelt alle vorderingen en geschillen inzake bewarend beslag en tenuitvoerlegging van vonnissen (met inbegrip van vonnissen van andere rechtbanken).
Iedereen die in afwachting van een proces of een vonnis een zekerheid wil ten aanzien zijn schuldenaar wil, kan aan de beslagrechter de toestemming vragen om beslag te leggen op de rekening, de roerende goederen (bijvoorbeeld een auto) of de onroerende goederen (bijvoorbeeld een huis) van zijn schuldenaar.
De beslagrechter maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg.
De beslagrechter behandelt onder meer:
- de eenzijdige verzoekschriften om beslag te leggen;
- de betwistingen betreffende bewarend beslag en uitvoerend beslag (roerend, onroerend of beslag onder derden), onder meer de vorderingen tot teruggave;
- de geschillen betreffende de goederen en inkomens die niet in beslag kunnen worden genomen;
- de aanvragen i.v.m. de tussenkomsten van de dienst voor alimentatievorderingen.
Een vordering tot teruggave kan worden ingeleid door om het even wie bevestigt de in beslag genomen goederen te bezitten, zonder evenwel zelf de schuldenaar van de beslaglegger te zijn.
De rechter in de familierechtbank en de jeugdrechtbank is gespecialiseerd in familie- en jeugdrecht.
Er is ook een familierechter en een jeugdrechter in hoger beroep.
De familierechtbank en de jeugdrechtbank in eerste aanleg en in hoger beroep behandelen de familiale geschillen (op enkele uitzonderingen na).
De assessor in strafuitvoeringszaken maakt deel uit van de strafuitvoeringsrechtbank.
De strafuitvoeringsrechtbank bestaat uit een strafuitvoeringsrechter en twee assessoren.
De ene assessor moet gespecialiseerd zijn in penitentiaire zaken en de andere in sociale re-integratie.
De procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de politierechtbank.
Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
Op de zitting vertegenwoordigt de procureur des Konings de samenleving. De procureur des Konings ‘vordert’. Dat wil zeggen dat hij uitleg geeft over de inbreuken, over waarom ze bewezen zijn, en dat hij vraagt om een straf op te leggen.
Na de uitspraak van de straf waakt het openbaar ministerie erover dat ze ook wordt uitgevoerd.
De procureur des Konings van een gerechtelijk arrondissement heeft de leiding over het parket van het hele arrondissement.
Indien het parket één of meerdere afdelingen heeft, kan hij door één of meerdere afdelingsprocureurs bijgestaan worden.
De eerste substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder het gezag van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder leiding van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De hoofdgriffier heeft de leiding over de griffie en waakt over de goede werking ervan.
Elk rechtscollege beschikt over zijn eigen griffie om de dossiers die daar vastgesteld zijn te behandelen.
Elke griffie heeft een hoofdgriffier. Hij wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaand door één of meerdere afdelingsgriffiers, één of meerdere griffiers-hoofden van dienst, griffiers en door het administratief personeel.
De hoofdgriffier wordt bijgestaan door griffiers-hoofden van dienst en griffiers.
Onverminderd de door de griffiers uitgevoerde taken en de door hen geleverde bijstand, neemt de griffier-hoofd van dienst onder het gezag en het toezicht van de hoofdgriffier deel aan het bestuur van de griffie.
De hoofdgriffier kan één of meerdere griffiers-hoofden van dienst aanstellen om hem bij te staan in het bestuur van een afdeling.
De griffier is aanwezig op de zitting en stelt in elke zaak het proces-verbaal van de behandeling op.
Na de zitting zorgt de griffier voor de opmaak van de vonnissen en ondertekent hij ze samen met de rechter in de politierechtbank.
De griffier staat tevens in voor de boekhouding van de griffie, bewaart de stukken die werden neergelegd, levert de vonnissen af, neemt akte van de beroepen tegen vonnissen van de politierechtbank …
Daarnaast heeft de griffier nog tal van andere taken. Ze worden opgesomd in artikel 168, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
Er is één enkele afdelingsgriffier in elke afdeling van een rechtbank (rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank en arbeidsrechtbank).
De afdelingsgriffier heeft de leiding over de griffie van de afdeling.
De advocaat adviseert een partij en vertegenwoordigt ze voor de rechtbank.
Voor meer info over de rol van de advocaat, kan je de website van de Orde van de Vlaamse Balies raadplegen.
In België bestaan er verschillende ordes van advocaten, één of meerdere per gerechtelijk arrondissement.
De referendaris is een dokter, licentiaat of houder van een masterdiploma in de rechten die de magistraat van de zetel bijstaat.
Referendarissen kunnen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven en verschillende rechtbanken aangesteld worden. Ze helpen de magistraten van de hoven en rechtbanken, maar ze zijn zelf geen magistraten.
Referendarissen werken ook bij het Hof van Cassatie, waar ze zowel de raadsheren als de leden van het parket-generaal bijstaan.
De referendarissen bereiden het juridisch werk van de magistraten voor volgens de instructies die ze krijgen in hun verschillende dossiers. Ze zijn niet bevoegd om taken van de griffie uit te voeren.
De referendarissen staan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de korpschef van het rechtscollege waarin ze aangesteld zijn.
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bv. tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder of verzekerde en verzekeringsmaatschappij). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de samenleving.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding aan de tegenpartij overhandigt. De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen.
De dagvaarding moet verplicht een aantal zaken vermelden, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eisende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verwerende partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd d.m.v. een gezamenlijk verzoekschrift. Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of één van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
Een zaak kan in de door de wet bepaalde gevallen (bv. bij geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) worden ingeleid d.m.v. een ‘tegensprekelijk verzoekschrift’. De verzoekende partij kan het verzoekschrift neerleggen op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie opsturen.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal zaken verplicht vermelden, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoekende partij of van haar advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze weten dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht d.m.v. een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Een zaak wordt op die manier ingeleid bv. wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich wel nog tegen de beslissing verzetten.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn verschillende scenario’s mogelijk:
Als de eisende partij geen initiatief neemt, dan bepaalt de rechter afhankelijk van de voorliggende gegevens ofwel conclusietermijnen met een zittingsdatum ofwel ‘verwijst hij de zaak naar de rol’. In het laatste geval betekent dit dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen enkele partij dan vraagt om de zaak terug op een zitting in te plannen, wordt de zaak niet door de rechter behandeld.
De verwerende partij verschijnt niet.
Als de verwerende partij niet op de inleidende zitting verschijnt, dan kan de eisende partij ondanks de afwezigheid van de tegenpartij een initiatief nemen. Zij kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd ‘verstekvonnis’ uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij ‘verstek heeft laten gaan’ op de zitting en haar argumenten niet heeft aangevoerd.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in eigen persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaten. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Een betrekkelijk eenvoudige zaak kan onder bepaalde voorwaarden ‘in korte debatten’ worden behandeld op de inleidende zitting. Als er echter al te veel zaken op die inleidende zitting gepland zijn, dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van ‘instaatstelling’. Dat houdt in dat de partijen samen een kalender vastleggen voor het uitwisselen van de conclusies. Daarin wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen, legt de rechter binnen de zes weken na de inleidende zitting ambtshalve de conclusietermijnen alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit vast.
Na de instaatstelling van de zaak, wanneer iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, kunnen de partijen hun advocaten laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak ‘in beraad’. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken die de partijen hebben neergelegd om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt de beslissing een maand later. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term ‘vonnis’ wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term ‘vonnis’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg, zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken.
De term ‘arrest’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep, zoals de hoven van beroep en de arbeidshoven, of het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term ‘beschikking’ wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis uit wanneer hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen …
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters (één rechter bij de vredegerechten en de politierechtbanken) die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de partij die de gerechtskosten moet betalen.
Een persoon die de wet overtreedt en de belangen van de maatschappij schaadt, begaat strafbare feiten.
Strafzaken worden behandeld door de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van beroep of het hof van assisen.
Verloop strafzaak
Verwijzing door de onderzoeksgerechten
De raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzoeksgerechten. Ze moeten een beschikking nemen om een zaak naar de vonnisgerechten (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) te verwijzen.
Na het opstellen van de beschikking van verwijzing moet het openbaar ministerie nog tot de dagvaarding overgaan.
Dagvaarding door het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie kan alleen rechtstreeks dagvaarden in zaken die enkel het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek. Dat onderzoek wordt gevoerd door het openbaar ministerie.
Zaken die daarentegen het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek (een onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter), moeten naar een vonnisgerecht (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) verwezen worden door een beschikking van de raadkamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling.
In geval van rechtstreekse dagvaarding kan het openbaar ministerie een wanbedrijf omzetten in een overtreding (dagvaarding voor de politierechtbank) of een misdaad correctionaliseren (dagvaarding voor de correctionele rechtbank).
Dagvaarding door de burgerlijke partij
Behalve het openbaar ministerie kan ook de burgerlijke partij een beklaagde rechtstreeks dagvaarden.
De burgerlijke partij kan bijvoorbeeld rechtstreeks dagvaarden wanneer het openbaar ministerie een klacht (waaraan om allerlei redenen geen gevolg werd gegeven) zonder gevolg heeft geklasseerd.
Dat kan ze enkel voor wanbedrijven en overtredingen, maar niet voor misdaden, want alleen het openbaar ministerie kan verzachtende omstandigheden in aanmerking nemen in geval van een rechtstreekse dagvaarding.
Vrijwillige verschijning in strafzaken
Een beklaagde kan in bepaalde gevallen ‘vrijwillig’ verschijnen (bv. als er problemen zijn met de dagvaarding).
Hij is niet verplicht om op een vraag tot vrijwillige verschijning in te gaan.
Oproeping bij proces-verbaal in strafzaken
In bepaalde gevallen kan de beklaagde die aangehouden werd in uitvoering van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, opgeroepen worden om voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank te verschijnen.
In dat geval wordt de beklaagde op de hoogte gebracht van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook van de plaats, de dag en het uur waarop hij dient te verschijnen. Die kennisgeving geldt als dagvaarding.
Beroep tegen een bevel tot betalen
De procureur des Konings kan een bevel tot betalen voor een verkeersinbreuk naar een overtreder sturen. Als de overtreder niet akkoord gaat omdat hij de verkeersinbreuk zelf betwist of om andere redenen, kan de overtreder beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
Als het beroep ontvankelijk is, valt het bevel tot betalen weg en zal de politierechtbank oordelen over de verkeersinbreuk, zoals onder ‘2. Zitting’ werd uiteengezet.
Beroep tegen de weigering om de immobilisering van een voertuig op te heffen
In bepaalde gevallen die in de verkeerswetgeving zijn voorzien, kunnen de politie en de procureur des Konings beslissen om een voertuig te immobiliseren.
De eigenaar van een geïmmobiliseerd voertuig kan aan de procureur des Konings vragen om het voertuig terug te geven. Als de procureur des Konings weigert om de immobilisering op te heffen en het voertuig niet wil teruggeven, kan de eigenaar tegen die weigering beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
De politierechtbank zal oordelen over de opheffing van de immobilisering en de eventuele teruggave van het voertuig aan de eigenaar, maar nog niet over de verkeersinbreuken zelf.
De beklaagde is niet verplicht om te verschijnen. Hij kan zich door zijn advocaat laten vertegenwoordigen.
Als de rechtbank het echter opportuun acht, kan ze de beklaagde bevelen om in eigen persoon te verschijnen.
Het verloop van een normale zitting kan je als volgt samenvatten:
- controle van de identiteit van de partijen (beklaagde, burgerlijke partij ...);
- ondervraging van de beklaagde;
- uiteenzetting van de vordering van de burgerlijke partij, als er één is;
- strafvordering door het openbaar ministerie;
- de beklaagde en zijn advocaat zetten hun argumenten ter verdediging uiteen.
In de praktijk kan van die volgorde worden afgeweken, met name indien deskundigen en getuigen worden verhoord.
Als ze dat wensen, kunnen de advocaten ook bovenop hun mondelinge pleidooien schriftelijke conclusies neerleggen.
Het vonnis wordt onmiddellijk na de mondelinge behandeling van de zaak uitgesproken, op het einde van de zitting of op een latere datum. In dat laatste geval wordt de datum meestal vastgelegd binnen een termijn van maximum een maand vanaf de zitting waarop de debatten gesloten werden.
De uitspraak van het vonnis volgt meestal sneller als de beklaagde op het moment dat hij op de zitting verschijnt in hechtenis is. Dat hangt evenwel af van de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier.
Het vonnis wordt uitgesproken in de openbare terechtzitting in aanwezigheid van het openbaar ministerie, ook al werd de zaak zelf met gesloten deuren behandeld (bv. een zedenzaak).
De voorzitter kan het voorlezen van het vonnis beperken tot het beschikkend gedeelte. Dat gedeelte van het vonnis vermeldt de feiten waaraan de beklaagde al dan niet schuldig wordt bevonden, alsook de straffen voor de bewezen verklaarde feiten.
In het vonnis wordt ook uitspraak gedaan over de gerechtskosten.
De beklaagde ontvangt per e-mail of via de advocaat de melding dat hij het vonnis kan bekijken op Just-on-Web. Is er geen e-mailadres bekend, dan ontvangt de beklaagde een brief met de melding dat het vonnis digitaal beschikbaar is en de instructies om het vonnis te raadplegen.
In geval van een vrijheidsstraf van drie jaar of meer zonder uitstel kan de rechter op verzoek van het openbaar ministerie de onmiddellijke aanhouding bevelen.
Die beslissing wordt voorafgegaan door een debat waarin de beklaagde en zijn advocaat de mogelijkheid hebben om gehoord te worden over die beslissing tot onmiddellijke aanhouding.
In geval van onmiddellijke aanhouding wordt de beklaagde onmiddellijk naar de gevangenis overgebracht, zonder dat hij eerst nog de gelegenheid krijgt om naar huis te gaan.
De rechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt moet zijn beslissing motiveren. Die beslissing mag enkel gegrond zijn op het gevaar dat de beklaagde zich aan de uitvoering van de straf zou onttrekken door te vluchten of op het gevaar voor recidive.
Enkel het openbaar ministerie kan beslissen of een zaak al dan niet voor de jeugdrechtbank wordt gebracht. U kan niet zelf een zaak die een minderjarige betreft voor de jeugdrechter brengen.
De jeugdrechtbank komt tussen wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd of in moeilijkheden of in gevaar verkeert.
Verloop zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren
Wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, moet daarvan aangifte worden gedaan bij de politie opdat die de jongere verhoort en een proces-verbaal van verhoor opstelt.
Dat proces-verbaal wordt naar het parket van de procureur des Konings (openbaar ministerie) gestuurd.
Het openbaar ministerie beslist vervolgens of de jongere voor de jeugdrechter moet komen of niet.
Zo ja, dan zal de jeugdrechter een beslissing nemen waarbij hij rekening houdt met een aantal elementen zoals de feiten en de oorzaken van het gedrag van de minderjarige.
Minderjarigen in moeilijkheden worden in eerste instantie opgevangen en geholpen door de diensten voor jeugdhulp. De diensten voor jeugdhulp bieden hulp aan op vrijwillige basis.
Indien nodig kan er een beroep gedaan worden op de gemandateerde diensten zoals de centra voor ondersteuning of de vertrouwenscentra voor kindermishandeling, om een jongere in het bijzonder te onderzoeken en op te volgen. Die centra bieden een meer directe aanpak en/of gespecialiseerde hulp in verontrustende situaties die een sociaal optreden vereisen.
Als de jongere en/of de ouders de nodige hulp weigeren, kunnen de erkende diensten zich richten tot het openbaar ministerie. Dat kan de jeugdrechter vatten opdat die maatregelen zou nemen ter bescherming van de minderjarige.
Na een tijd kan de opgelegde beschermingsmaatregel na evaluatie worden omgezet in vrijwillige hulp.
Enkel minderjarigen die direct in gevaar zijn (hoogdringende gevallen) hebben recht op onmiddellijke gerechtelijke jeugdhulp.
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen:
over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar;
Verloop procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank
Zowel tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling als tot de voorlopige invrijheidstelling met het oog verwijdering van het grondgebied of uitlevering wordt beslist door de strafuitvoeringsrechtbank.
Zes maanden voor het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling brengt de directeur van de gevangenis hem schriftelijk op de hoogte van die mogelijkheid. Vanaf dat moment kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek indienen tot voorwaardelijke invrijheidstelling, en dit overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Als veroordeelde kan u de strafuitvoeringsrechtbank schriftelijk verzoeken om beperkte hechtenis of elektronisch toezicht. Dat verzoek legt u schriftelijk neer op de griffie van de gevangenis. Beperkte detentie en elektronisch toezicht kunnen pas worden toegestaan zes maanden voor de datum waarop u in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling. Vier maanden voor dat moment brengt de directeur van de gevangenis u schriftelijk op de hoogte van de mogelijkheid om beperkte detentie of elektronisch toezicht aan te vragen. Vanaf dat moment kan u uw schriftelijke aanvraag indienen.
Waarover gaat het?
Artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek vermeldt de plafonds van de beroepsinkomens of vervangende inkomens die men mag cederen of waarop men beslag mag doen.
Lid 2 voorziet dat de bedragen die in leden 1 en 1bis worden vastgelegd, ieder jaar worden aangepast door de Koning in functie van de spilindex van de consumptieprijzen van de maand november van ieder jaar.
Tarieven 2024
Inkomens uit arbeid
Tot 1.341 euro |
100 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.341 euro tot 1.440 euro |
80 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.440 euro tot 1.589 euro |
70 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.589 euro tot 1.738 euro |
60 % niet vatbaar voor beslag |
Meer dan 1.738 euro |
0 % niet vatbaar voor beslag |
Die drempels worden verhoogd met 83 euro per kind ten laste.
Vervangende inkomens
Tot 1.341 euro |
100 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.341 euro tot 1.440 euro |
80 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.440 euro tot 1.589 euro |
70 % niet vatbaar voor beslag |
Van 1.589 euro tot 1.738 euro |
60 % niet vatbaar voor beslag |
Meer dan 1.738 euro |
0 % niet vatbaar voor beslag |
Die drempels worden verhoogd met 83 euro per kind ten laste.
Waarover gaat het?
Het gaat om vergoeding die verschuldigd is aan de curator die door een rechtscollege werd gevraagd om een faillissement of een gerechtelijke vereffening te beheren. Die worden bepaald in functie van het belang en de complexiteit van de opdracht.
Tarieven op 1 april 2024
Waarover gaat het?
Voor bepaalde officiële taken wordt de tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder geregeld volgens een wettelijk tarief. Dat tarief wordt in koninklijke besluiten vastgelegd in functie van de materie (burgerlijke zaken/handels- en strafzaken). Bij burgerlijke en handelszaken wordt het tarief jaarlijks geïndexeerd. De gerechtsdeurwaarder moet het wettelijk tarief toepassen, wat impliceert dat hij geen hoger tarief mag vragen.
Tarieven 2024
Waarover gaat het?
Bepaalde dienstleveranciers hebben recht op vergoedingen voor hun geleverde prestaties en volbrachte opdrachten. Die bedragen worden elk jaar geïndexeerd.
Het gaat bv. om vertalers, getuigen, juryleden, slotenmakers, maar ook mensen die expertise leveren voor medische onderzoeken (onderzoek van zieken of gewonden, vaststelling staat van dronkenschap, enz.), toxicologische expertises, wapenexpertises, genetische analyses, expertises inzake het verkeer, enz.
Tarieven 2024
Waarover gaat het?
Dat bedrag moet de kosten dekken van de operaties die de griffie doet op vraag van één van de partijen.
Het rolrecht is een taks die moet betaald worden voor elke zaak die (opnieuw) op de algemene rol, de bijzondere rol, het register van de verzoekschriften of het register van de vorderingen in kort geding wordt ingeschreven.
De rol bestaat uit de lijst met hangende zaken voor een rechtscollege.
Tarieven voor de rolrechten
Vredegerecht en politierechtbanken |
50 euro |
Rechtbanken van eerste aanleg en ondernemingsrechtbanken |
165 euro |
Hof van beroep |
400 euro |
Hof van Cassatie |
650 euro |
Waarover gaat het?
De rechtsbijstand bevordert de toegang tot justitie voor de rechtzoekende.
Juridische eerstelijnsbijstand:
Hier kan men gratis een eerste keer een advocaat raadplegen. Iedereen kan zo een eerste keer algemeen juridisch advies krijgen vóór men een dossier bij een advocaat opent of stappen onderneemt.
Juridische tweedelijnsbijstand:
Advocaten bieden aan bepaalde categorieën van personen, in functie van hun inkomen, vrijwillig gratis bijstand in het kader van een dossier dat om het even welke juridische materie kan gaan. Ze vertegenwoordigen hun cliënt zoals in het kader van betalende juridische bijstand: Ze geven advies, vertegenwoordigen hen voor de rechtbank, stellen beroep in, enz.
Juridische bijstand:
Dat houdt in dat wie niet over het inkomen beschikt dat noodzakelijk is om de kosten van een procedure te dragen, zelfs als het om een buitengerechtelijke procedure gaat, volledig of gedeeltelijk vrijgesteld wordt van de betaling van diverse rechten: registratie, griffie, expeditie en de andere uitgaven die ermee gepaard gaan.
Tarieven
Juridische eerstelijnsbijstand:
Gratis, zonder voorwaarden m.b.t. het inkomen (toegankelijk voor iedereen).
Juridische tweedelijnsbijstand:
Totaal of gedeeltelijk gratis in functie van het inkomen.
De drempels van de inkomens worden ieder jaar in september herzien.
Bedragen die vanaf 1 september 2024 gelden:
Een geïsoleerd persoon |
|
Helemaal gratis |
maximum 1582 euro netto per maand |
Gedeeltelijk gratis |
tussen de 1.582 en de 1.884 euro netto per maand |
Een persoon die een familie of een medebewoner ten laste heeft |
|
Helemaal gratis |
maximum 1.884 euro netto per maand |
Gedeeltelijk gratis |
tussen de 1.884 en de 2.184 euro netto per maand |
Rechtsbijstand:
De toekenningsvoorwaarden zijn dezelfde als voor de juridische tweedelijnsbijstand.
Hoewel het niet onder zijn bevoegdheden valt, is het College van de hoven en rechtbanken bij koninklijk besluit verplicht om de nieuwe geïndexeerde basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding ter informatie te publiceren. Het is niet bevoegd om de bedragen vast te leggen. Deze publicatie heeft geen enkele juridische waarde.
Het College van de hoven en rechtbanken vestigt de aandacht op het feit dat elke magistraat alleen en op basis van de wet beslist over het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding m.b.t. een geschil.
1. Wettelijke basis
De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. Ze moet betaald worden door de partij die het geschil verloren heeft.
De rechter stelt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding vast op basis van de bedragen die bij koninklijk besluit vastgesteld werden volgens drie categorieën: het basis-, minimum- en maximumbedrag.
Indien u meer informatie wenst, kan u artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek raadplegen en het koninklijk besluit van 24 mei 2024 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoedingen bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van de bijstand door de advocaat (BS 5 juni 2024) (hierna ‘het koninklijk besluit van 24 mei 2024’ te noemen).
2. Bevoegdheid van het College van de hoven en rechtbanken
Het koninklijk besluit van 24 mei 2024 wijzigt artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 en voorziet: “De nieuwe geïndexeerde bedragen worden ter informatie gepubliceerd op de website van het College van de hoven en rechtbanken.“.
Het College van de hoven en rechtbanken publiceert dus ter info de verschillende bedragen hieronder.
3. Bedrag van de rechtsplegingsvergoeding
Klik hier (de bedragen zijn geldig sinds 1 november 2022)