De strafuitvoeringsrechtbank van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft het verzoek tot elektronisch toezicht voor Freddy Horion afgewezen. De rechtbank is van mening dat een residentiële opname in een gespecialiseerd centrum noodzakelijk blijft als tussenstap alvorens een elektronisch toezicht te kunnen toekennen. Het is daarom te betreuren dat er op heden nog geen geschikte instelling is gevonden.
Veroordeling tot levenslange gevangenisstraf
Freddy Horion vermoordde op 23 juni 1979 vijf leden van een gezin van een autohandelaar in Sint-Amandsberg. Hij werd daarvoor in 1980 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Aanvragen tot invrijheidsstelling
De laatste twintig jaar heeft de veroordeelde diverse verzoeken tot invrijheidsstelling ingediend, welke allen werden geweigerd.
Op 5 januari 2018 oordeelde een college van deskundigen dat een verder verblijf in de gevangenis niet meer aangewezen was, maar dat een onvoorbereide terugkeer naar de maatschappij te vergaand was (gelet op de persoonlijkheid van de veroordeelde, de ernst van de gepleegde feiten en de jarenlange opsluiting). Het college beval een tussenoplossing aan als overgang naar de maatschappij, namelijk een verblijf in een forensische psychiatrische eenheid.
In een arrest van 13 november 2023 beval het Hof van Beroep Antwerpen dat de Belgische Staat de veroordeelde moest opnemen in een instelling buiten de gevangenis (of een forensisch psychiatrische instelling of een transitiehuis), nadat eerder bij arrest van 9 mei 2023 werd besloten tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens omdat er ‘geen realistisch vooruitzicht is op een vrijlating’. Tegen dit arrest werd door de Belgische Staat cassatieberoep aangetekend, wat op 4 september 2025 werd verworpen.
Verzoek tot elektronisch toezicht
Op 23 december 2024 legde de veroordeelde een verzoek tot elektronisch toezicht neer.
Vonnissen strafuitvoeringsrechtbank van 23 juni 2025 en 22 augustus 2025
De rechtbank heeft al meermaals gesteld dat een residentiële tussenstap noodzakelijk is. De rechtbank merkt op dat in geen enkel vonnis werd gesteld dat de tussenstap een psychiatrische instelling dient te zijn. Het moet een residentiële setting zijn waar gewerkt wordt aan de persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde, en waar hem geleerd wordt om te gaan met interpersoonlijke relaties die in de buitenwereld niet even gestructureerd verlopen als in het penitentiair milieu. Dit is namelijk essentieel om het plegen van nieuwe ernstige feiten in te perken.
Om dit te kunnen uitwerken, kende de rechtbank via een vonnis van 23 juni 2025 de veroordeelde uitgaansvergunningen toe, weliswaar enkel met het oog op het uitwerken van een residentiële opname in een gespecialiseerd centrum. Aan deze uitgaansvergunningen waren ook strikte voorwaarden verbonden.
De behandeling van het verzoek tot elektronisch toezicht werd een eerste keer uitgesteld naar 14 augustus 2025. Bij vonnis van 22 augustus 2025 werd het verzoek tot elektronisch toezicht opnieuw uitgesteld naar de zitting van 14 oktober 2025, omdat er nog geen resultaten bekend waren van de reeds ondernomen stappen.
Afwijzing verzoek elektronisch toezicht
In een vonnis van 20 oktober 2025 heeft de strafuitvoeringsrechtbank beslist dat om de aanvraag tot elektronisch toezicht af te wijzen.
Vooreerst omdat het volgens haar niet mogelijk is om na een verlenging voor een derde keer toepassing te maken van artikel 59 van de wet van 17 mei 2006*.
Verder omdat zij oordeelt dat het voorgestelde ambulante plan, waarin vrijwilligerswerk en een begeleiding is opgenomen, volgens haar in de thans uitgewerkte versie ook niet tegemoet komt aan de weerhouden tegenaanwijzingen. De tegenaanwijzingen betreffen volgens de rechtbank dan ook het ontbreken van een concreet uitgewerkt reclasseringsplan en het daarmee gepaard gaande risico op nieuwe ernstige strafbare feiten. Om zijn plan verder uit te werken, moet de veroordeelde volgens de rechtbank uitgaansvergunningen volgens de geijkte weg aanvragen.
De rechtbank betreurt dat er op heden nog geen geschikte instelling is gevonden. Een plaatsing in een transitiehuis werd tot tweemaal toe geweigerd.
Anders dan door de advocaat van de veroordeelde werd geponeerd, oordeelde de strafuitvoeringsrechtbank dat er geen sprake is van een inbreuk op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) nu er volgens haar weldegelijk perspectief is voor de veroordeelde. De rechtbank stelt echter wel dat zij evenzeer van mening is dat de overheid haar verantwoordelijkheid niet neemt door voldoende en geschikte instellingen te voorzien.
*Art. 59. Bij wijze van uitzondering kan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, waarbij een procedure tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit aanhangig is, een andere uitvoeringsmodaliteit toekennen dan die welke gevraagd is, wanneer dit absoluut noodzakelijk is om op korte termijn de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen. Er kan aldus worden toegekend :
1° een uitgaansvergunning;
2° een penitentiair verlof;
3° een beperkte detentie;
4° een elektronisch toezicht.
Binnen twee maanden na de beslissing tot toekenning van de bijzondere uitvoeringsmodaliteit, doet de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak over de gevraagde strafuitvoeringsmodaliteit. Deze termijn kan éénmaal worden verlengd.