Sinds 1 december 2024 is Liesbeth Vankeirsbilck benoemd als afdelingsvoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Dendermonde. “Ik wil me onder andere focussen op communicatie en menselijkheid.”
Tijdens het interview, dat plaatsvindt op haar bureau in de rechtbank van Dendermonde, doen de klokken van de beiaard de bijnaam van de stad alle eer aan. Al ben ik de enige wie het opvalt. “Ik hoor dat al lang niet meer”, lacht Liesbeth Vankeirsbilck. “Als je zoals ik al meer dan 20 jaar in Dendermonde werkt, raak je daar aan gewend.”
Het stond nochtans niet in de sterren geschreven dat Liesbeth in de stad van het Ros Beiaard zou terecht komen. “Ik heb in mijn leven al een deel van het Vlaamse land gezien”, zegt ze. “Ik ben oorspronkelijk van Ieper, maar na mijn huwelijk woonde ik een tijdje in Mechelen. Ik startte daar ook mijn loopbaan als stagiair aan de balie. Nadien was ik werkzaam als referendaris in Antwerpen. Mijn man en ik waren ondertussen al naar Gent verhuisd, toen ik eind 2003 naar Dendermonde kwam. Ik voelde me hier meteen zo goed dat ik gebleven ben. Er heerst hier een aangename sfeer en er is veel collegialiteit.”
U verzorgt al meteen de PR van uw rechtbank.
Liesbeth Vankeirsbilck: Het is hier dan ook heel leuk om te werken (lacht). Ik weet dat we het beeld hebben van een kleine rechtbank te zijn, maar ons rechtsgebied is wel het grootste van Oost-Vlaanderen. Zeker nu Zwijndrecht nog aan de nieuwe fusiegemeente in Beveren wordt toegevoegd. Er wordt hier echt hard gewerkt en er heerst een uitstekende sfeer, en daar ben ik trots op.
Zelf werd ik hier ook magistraat. Ik zetelde aanvankelijk in de collegiale kamer D19. Voor pers en publiek is dat onze meest bekende correctionele kamer, met soms grote zaken die veel aandacht krijgen in de media. In 2014 werden de familierechtbanken opgericht, en ook in Dendermonde zocht men rechters om erin te zetelen. Omdat ik als referendaris ervaring had met familierecht, kreeg ik de vraag om familierechter te worden. Ik stemde toe, al was het met een klein hartje. Want ik vond strafrecht toen heel leuk om te doen. Maar ik heb me de overstap nooit beklaagd.”
U bent sindsdien familierechter gebleven.
Liesbeth Vankeirsbilck: Ik heb het altijd graad gedaan. Familierecht is een specifieke materie waarvoor je empathie en psychologisch inzicht moet hebben. Dat is niet iedereen gegeven. Eigenlijk is de job van familierechter een soort roeping.
Steeds meer koppels gaan uit elkaar, en kinderen komen vaker in nieuw samengestelde gezinnen terecht. Hebt u als familierechter die trend zien opkomen?
Liesbeth Vankeirsbilck: Ja, toch wel. Het aantal zaken in de familierechtbank neemt nog altijd toe, ondanks de vele mogelijkheden om buiten de rechtbank om, bijvoorbeeld met de hulp van een bemiddelaar, tot een akkoord te komen. We proberen echt om mensen eerst in die richting te sturen, omdat we ervan overtuigd zijn dat een door ouders gedragen akkoord een betere oplossing is dan een vonnis van een familierechter. Maar vaak lukt het niet, waarna wij als familierechters de knoop moeten doorhakken.
Wanneer wist u dat u rechter wou worden?
Liesbeth Vankeirsbilck: Al vrij snel eigenlijk. Reeds tijdens mijn stage aan de balie merkte ik dat ik dossiers anders bekeek. In plaats van de standpunten van de cliënten als uitgangspunt te nemen, vroeg ik mij vaak af hoe een rechter het dossier zou beoordelen. En als referendaris vond ik mijn werk wel boeiend, maar wou ik mee over zaken kunnen beslissen. De magistratuur was dus de logische volgende stap.
Geldt dit ook voor de stap naar afdelingsvoorzitter?
Liesbeth Vankeirsbilck: Ik was hiervoor al ruim twee jaar ondervoorzitter. Op die manier raakte ik betrokken bij het organisatorische beleid van de rechtbank. Automatisch merk je dan zaken op die voor verbetering vatbaar zijn, of ontwikkel je bepaalde ideeën en overtuigingen. Ik hoop om die als afdelingsvoorzitter te kunnen realiseren.
Welke accenten wil u graag leggen?
Liesbeth Vankeirsbilck: Persoonlijk hecht ik veel belang aan communicatie. Slechte communicatie kan leiden tot misverstanden, spanningen en wrevel. Goede communicatie werkt dan weer verhelderend en verbindend. Het zou mooi zijn mochten alle Oost-Vlaamse afdelingen hun communicatiebeleid op elkaar kunnen afstemmen. Onze voorzitter Peter Marcoen heeft op dit vlak al enkele mooie resultaten geboekt. Ik wil zijn initiatieven verder uitwerken.
Ook externe communicatie verdient onze aandacht. In het verleden ontbrak het in onze communicatie met de pers soms wat aan duiding. Dat is echter nodig om onze boodschap correct en helder te kunnen brengen. Ook burgers hebben recht op duidelijke informatie, zowel de rechtzoekenden als het brede publiek.
Daarnaast wil ik inzetten op het welzijn van de magistraten van onze rechtbank. Er moet meer aandacht zijn voor het evenwicht tussen werk en privéleven. Ik hoop toch ook wat middelen ter beschikking te krijgen voor de renovatie van ons gebouw, al besef ik dat dit moeilijk wordt. En de goede relaties met het parket en de balie moeten we onderhouden. Ik dank alvast iedereen voor het vertrouwen, en ik hoop dat we er samen het beste van kunnen maken.
U bent de tweede vrouwelijke afdelingsvoorzitter in Dendermonde.
Liesbeth Vankeirsbilck: Mijn indirecte voorgangster Anne Leys heeft ongeveer 10 jaar op deze stoel gezeten. Ik hoop alleszins even goed werk te kunnen leveren.
Vindt u de vervrouwelijking van justitie een goede zaak?
Liesbeth Vankeirsbilck: Geslacht is voor mij absoluut niet van belang. Zo zijn er mannelijke rechters die veel meer empathisch zijn dan sommige vrouwelijke collega’s. Voor mij tellen elementen als kunde, inzet en collegialiteit. Dat vind ik veel relevanter dan geslacht.
Tot slot: gaat u het niet missen om rechter te zijn?
Liesbeth Vankeirsbilck: Ik blijf nog 1 keer per maand zetelen in een kamer van de familierechtbank, en blijf ook een drietal kamers minnelijke schikking per maand voorzitten. Dat is een bewuste keuze. Ik wil de voeling met de functie van rechter behouden, en met mijn beide voeten in het werkveld blijven staan. En dat vormt bovendien een leuke afwisseling met de administratieve taken die je als afdelingsvoorzitter moet vervullen.
Tekst: Peter Catthoor