Het hof van beroep Gent heeft beslist dat een jonge delinquent toch moet worden opgenomen in een gesloten instelling. De jeugdrechter was eerder tot dezelfde conclusie gekomen, maar zag zich genoodzaakt om de jongen onder strikte voorwaarden vrij te laten omdat er geen plaats was in de instellingen. Het hof wijst er op dat het uitvoeren van dergelijke maatregelen de verantwoordelijkheid is van de uitvoerende macht, en niet van de jeugdrechter.
Beslissing jeugdrechtbank
Op 27 maart 2025 uit een jongeman bedreigingen tegen een opvoeder van een gesloten jeugdinstelling in Wingene. Vervolgens worden er ook opzettelijke slagen en verwondingen toegebracht, met arbeidsongeschiktheid tot gevolg. De jonge delinquent wordt vervolgens op 28 maart 2025 overgebracht naar een gemeenschapsinstelling in Everberg.
Op 25 april 2025 oordeelt de jeugdrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, dat een verdere gesloten begeleiding is aangewezen. Het Agentschap Opgroeien doet echter geen aanbod, wat in de praktijk betekent dat er voor de jongen geen plaats is in een gemeenschapsinstelling.
Om die reden beslist de jeugdrechter om de jongen te ontslaan van een verder verblijf in de gemeenschapsinstelling en hem noodgedwongen een reeks voorwaarden op te leggen. Als hij deze voorwaarden niet stipt naleeft, kan hij alsnog in een gemeenschapsinstelling worden geplaatst.
Beroep openbaar ministerie
Op 2 mei 2025 gaat het openbaar ministerie tegen deze beslissing van de jeugdrechtbank in beroep.
Beslissing hof van beroep
Het hof van beroep heeft het eerste oordeel van de jeugdrechter gevolgd, namelijk dat een verdere gesloten begeleiding noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen en te voorkomen dat er nieuwe slachtoffers zouden vallen. Het hof verwijst hierbij onder andere naar de uitzonderlijk ernstige feiten, het gebrek aan medewerking en schuldbesef, het blijvend afwijzen van hulpverlening, psychologische of psychiatrische begeleiding, de omgang met agressie en het hoog recidiverisico.
Het hof hervormt wél de beslissing van de jeugdrechter om de jongen wegens plaatsgebrek te ontslaan van een verder verblijf in de gemeenschapsinstelling en hem noodgedwongen een reeks voorwaarden op te leggen.
Het hof vertrouwt de jonge delinquent met ingang van heden voor een periode van drie maanden toe aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, met het oog op een gesloten begeleiding. Deze gemeenschapsinstelling moet door het Agentschap Opgroeien worden aangewezen. De jongeman wordt ook onder toezicht van de sociale dienst geplaatst.
Motivering hof van beroep
Het hof van beroep verwijst naar volgende elementen om haar beslissing te motiveren:
- De jeugdrechter kan de maatregel nemen om de betrokkene in een gemeenschapsinstelling toe te vertrouwen aan een afdeling die is ingericht voor personen die een reactie krijgen opgelegd krijgen, en dit voor een gesloten begeleiding van drie maanden. De jeugdrechter moet daarbij steeds een ondertoezichtstelling opleggen. Dit is de maatregel die in deze zaak passend is.
- Het loutere gegeven dat het Agentschap Opgroeien geen aanbod zou doen of dat er geen plaats beschikbaar is, vormt geen element dat eigen is aan het dossier en dat regelmatig in de oordeelsvorming kan worden betrokken. Concreet kan dit dus niet voor gevolg hebben dat de jeugdrechter niet de meest passende maatregel zou uitspreken.
- De werkelijke uitvoering van maatregelen – in deze zaak, met het oog op zowel het welzijn van de betrokkene zelf als ook en vooral met het oog op de bescherming van de samenleving – is de verantwoordelijkheid van de uitvoerende macht, en niet van de jeugdrechter.