De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft een 25-jarige beklaagde vrijgesproken voor verkrachting. De rechtbank oordeelde dat twee cruciale elementen – met name dat de jonge vrouw compleet dronken was of in een diepe slaap verkeerde – niet konden bewezen worden. De rechtbank besluit daarom dat het minstens twijfelachtig is dat de seksuele betrekkingen plaatsvonden zonder haar toestemming.
Feiten
Op 22 maart 2021 kwamen een jonge vrouw en de beklaagde met elkaar in contact tijdens een uitstap met vrienden in Gent. Er werd door alle aanwezigen alcohol genuttigd, en de groep vrienden zette de avond verder in de woning van een gemeenschappelijke vriendin. Zij bleven daar ook allen slapen. De jonge vrouw, die gedronken had, begon zich naar eigen zeggen onwel te voelen en legde zich als eerste in het bed in de slaapkamer van de gemeenschappelijke vriendin. Zij communiceerde daarna nog gedurende een uur via Messengerberichten met haar toenmalige partner.
De volgende ochtend lag de vrouw samen met de beklaagde in hetzelfde bed. Er hadden tijdens de nacht seksuele handelingen plaatsgevonden (waaronder penetratie).
Op 23 maart 2021 liet de jonge vrouw zich reeds onderzoeken in het Zorgcentrum Seksueel Geweld. Op 25 maart 2021 deed zij er aangifte wegens verkrachting.
Het strafdossier werd door het parket van de procureur des Konings geseponeerd op 7 januari 2022. Op 23 augustus 2023 legde de jonge vrouw klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de onderzoeksrechter. Volgens haar maakte de beklaagde misbruik van haar kwetsbare toestand als gevolg van overmatig alcoholgebruik en van het feit dat ze sliep.
Verklaring vrouw
Tijdens haar aangifte gaf de vrouw volgende verklaringen af:
- Ze had nog al haar kledij aan toen ze ging slapen (een jeansbroek, topje, trui, ondergoed en een bh). Ze denkt dat de beklaagde haar broek en slip heeft uitgedaan met zijn handen voor hij haar penetreerde.
- Ze was echt weg van de wereld door de alcohol. Ze had ook overgegeven op haar trui.
- Ze werd wakker door aanrakingen van de beklaagde aan haar borsten, billen en vagina. Ze kon hem niet van haar afduwen omdat ze nog half aan het slapen was. De beklaagde penetreerde haar met de vingers. Daarna kwam hij op haar liggen en hadden ze gedurende 2 tot 3 minuten gemeenschap. Toen de beklaagde het twee uur later opnieuw probeerde, kon de vrouw hem wegduwen.
- Toen de beklaagde haar penetreerde, lag ze op haar rug. Hij vroeg dan dat ze zich zou omdraaien. Omdat ze van de wereld niet meer wist, heeft ze dat gewoon gedaan. Enkele seconden later dacht ze “nee, ik wou dit niet”.
- Ze is na de seks direct naar het toilet geweest omdat ze heel snel blaasontstekingen heeft. In haar inlegkruisje zag ze veel opgedroogd bloed. Door een medische ingreep kan ze geen seks hebben zonder eerst een verdovende zalf te gebruiken. Anders bloedt het veel en heeft ze pijn.
- Ze heeft geen contact meer gehad met de beklaagde. Hij heeft ook geen contact meer gezocht.
Verklaring beklaagde
Tijdens zijn ondervraging verklaart de beklaagde dat ze beiden in hun ondergoed in bed lagen, nadat ze zelf hun kleren hadden uitgedaan. Hij was tipsy, maar niet dronken. Hij ontkent dat hij de vrouw begon aan te raken toen ze al sliep. Ze was wakker en ze zijn beginnen praten. Ze was ook de hele tijd wakker toen ze seks hadden.
Hij ontkent haar nadien nog te hebben aangeraakt. Hij zou nooit iemand aanraken die aan het slapen is. Want toen hij klein was, werd hij zelf het slachtoffer van seksueel misbruik. Hij heeft daar een trauma aan overgehouden. Hij weet dus hoe erg het is en zou het nooit doen.
Tenlastelegging
Op basis van deze feiten moest de beklaagde zich verantwoorden voor verkrachting ten nadele van een (als gevolg van invloed van alcohol) kwetsbare persoon.
Beoordeling rechtbank schuldvraag
Er bestaat geen betwisting dat de beklaagde en de vrouw op 23 maart 2021 tussen 3 uur en 6 uur ’s nachts seksuele betrekkingen hadden in het bed van een gemeenschappelijke vriendin.
De standpunten verschillen wél met betrekking tot de volgende twee vragen:
1) Verkeerde de vrouw in een mentale en fysieke toestand die haar überhaupt verhinderde om toestemming te verlenen?
2) Heeft de vrouw in concreto toestemming verleend tot deze seksuele handelingen?
Volgens de vrouw was zij op het moment van de feiten in een heel diepe slaap, mede als gevolg van overmatig alcoholgebruik.
Bij de beslissing rond deze vragen hield de rechtbank rekening met volgende elementen:
- Volgens de oude strafwet (van toepassing op het tijdstip van de feiten) verhindert de loutere dronkenschap op zich niet dat een persoon rechtsgeldig kan instemmen met seksuele betrekkingen. Enkel een toestand van complete dronkenschap kan leiden tot een gebrek aan toestemming. Dat betekent dat deze dronkenschap dermate verregaand was dat de betrokken persoon in een toestand was gebracht die “alle, zelfs gedeeltelijke toestemming uitsluit”, zoals dit bijvoorbeeld ook het geval is voor een toestand van diepe slaap.
- De rechtbank besluit dat er geen sprake zou geweest zijn van een totale dronkenschap van de vrouw, waarbij haar vrije wil en de mogelijkheid tot het geven van toestemming waren uitgeschakeld. Zo is er het toxicologisch verslag, waarbij de vastgestelde alcoholemie wel aanleiding kan hebben gegeven tot een 'onder invloed zijn van alcohol', maar zonder dat er sprake was van 'dronkenschap'. Daarnaast verwijst de rechtbank ook naar andere elementen uit het dossier (het tijdens die nacht versturen van Messenger-berichten in duidelijke bewoordingen, het feit dat de vrouw om 6.10u en 8.41u wakker was en berichten naar haar moeder stuurde,…).
- Beide partijen leggen compleet tegenstrijdige verklaringen af over het feit of de vrouw sliep op het moment dat de beklaagde seksuele handelingen op haar stelde. Het onderzoek met betrekking tot de alcoholemie op het tijdstip van de feiten, wijst alleszins niet op een staat van intoxicatie die onvermijdelijk aanleiding zou hebben gegeven tot een dergelijke diepe slaap. De rechtbank kan dus niet met de nodige zekerheid besluiten dat de vrouw in een diepe slaap zou hebben verkeerd op het tijdstip dat de beklaagde seksuele handelingen op haar heeft gesteld en zij zodoende door hem op dat tijdstip zou zijn verrast.
Conclusie rechtbank
Dit strafdossier bevat onvoldoende elementen die de rechtbank toelaten om, met de vereiste gerechtelijke zekerheid (d.w.z. zonder enige redelijke twijfel), de verklaringen van de vrouw voor waar te nemen.
Bijkomende motivering rechtbank
De rechtbank hield bij het bepalen van de schuldvraag ook nog rekening met volgende elementen:
- Ongeacht het gegeven dat het ontbreken van een ‘neen’ evident geen ‘ja’ impliceert, en dat de rechtbank bekend is met de wetenschappelijk aangetoonde ‘freeze-reactie’ – waarvan de burgerlijke partij overigens niet aanhaalt deze te hebben gehad - kan de rechtbank niet omheen de vaststelling dat de jonge vrouw in geen van haar afgelegde verklaringen melding maakt van het feit dat zij op enig moment aan de beklaagde te kennen gaf dat zij de seksuele betrekkingen niet wenste.
- De rechtbank stelt vast dat de vrouw - nadat zij in de badkamer naar het toilet ging - is teruggekeerd naar de kamer om er naast de beklaagde te gaan liggen; iemand die in haar beleving kort voordien op haar ongewenste seksuele handelingen had gesteld. Dit gegeven vormt uiteraard op zich geen element à décharge in hoofde van de beklaagde. Maar de rechtbank kan de ogen niet sluiten voor deze vaststelling, en al zeker niet gezien de beklaagde de feiten uitdrukkelijk betwist.
- Het klopt dat de vrouw aan een medische problematiek leed waardoor het voor haar gedurende een bepaalde periode onmogelijk was om pijnloze seksuele betrekkingen te hebben zonder een bepaalde zalf aan te brengen. Niettemin had de vrouw in de maanden voor deze feiten al seksuele betrekkingen gehad met haar vriend zonder dat ze de zalf nog gebruikte. De hypothese dat de vrouw in deze geïntoxiceerde toestand heeft besloten om seksuele betrekkingen te hebben zonder het aanbrengen van de zalf, is zodoende niet uit te sluiten.
- Geen van de ondervraagde vrienden die tijdens die nacht in de woning van de gemeenschappelijk vriendin bleven slapen, maakten melding van bizar gedrag of bepaalde uitspraken door de jonge vrouw in de ochtend na de feiten. Zij reageerden als gevolg ook verbaasd toen zij vernamen dat de jonge vrouw een klacht tegen de beklaagde had ingediend.
- De rechtbank kan bovendien ook niet omheen de vaststelling dat de vrouw onmiskenbaar redenen had om haar eigen actieve rol en haar toestemming voor de seksuele betrekkingen met de beklaagde, te ontkennen. Zij had op 23 maart 2021 namelijk nog steeds een relatie met haar toenmalige vriend, waardoor deze feiten als bedrog konden worden beschouwd.
- De vaststelling tenslotte dat de jonge vrouw na de feiten veranderd was, zoals verklaard door haar moeder en ex-partner, is geen op zich staand element dat de rechtbank noopt tot een ander besluit. Uit het strafdossier blijkt dat de vrouw reeds vóór de feiten psychologische begeleiding volgde wegens studieproblemen en de coronasituatie. Bovendien valt ook de hypothese niet uit te sluiten dat zij achteraf spijt kreeg van de seksuele betrekkingen met de beklaagde.
- De vaststelling dat het persoonlijkheidsprofiel van de beklaagde - zoals blijkt uit het verslag van de aangestelde deskundige en uit zijn (quasi blanco) strafverleden - niet overeenstemt met dat van een pleger van zedenfeiten. De beklaagde heeft tenslotte steeds consequent ontkend – tot op de zitting toe - dat de seksuele handelingen plaatsvonden zonder de toestemming van de vrouw.
Oordeel rechtbank
De rechtbank besluit dat de versie van de vrouw omtrent het ontbreken van haar toestemming minstens twijfelachtig is. Volgens het strafrechtelijk grondbeginsel moet twijfel over de schuld altijd in het voordeel van de beklaagde spelen. De rechtbank moet de beklaagde hiervoor dus vrijspreken.