30/06/2025

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft NV Empro Europe veroordeeld tot een geldboete van 120.000 euro. Het bedrijf had jarenlang verzuimd om de nodige investeringen in haar installaties te verrichten, waardoor omwonenden regelmatig last hadden van een sterke geurhinder. Aan 37 burgerlijke partijen moet Empro in totaal een schadevergoeding van 89.500 euro betalen.

Feiten

NV Empro Europe is een firma die dierlijke bijproducten verwerkt (meer bepaald pluimveepluimen, pluimveebloed en pluimveepoten). Het bedrijf is sinds 2015 gevestigd in een industriegebied te Dendermonde. Ten westen van het bedrijf ligt een bufferzone met aansluitend woongebied (waarvan de dichtste woningen zich op ongeveer 200 meter afstand bevinden).

Sinds de start van het bedrijf is er sprake van zware geurhinder voor de omwonenden. In 2020 werd de firma voor drie maanden geschorst (ministerieel schorsingsbesluit) en in 2021 volgde een veroordeling door de correctionele rechtbank van Dendermonde tot een boete van 56.000 euro wegens schending van de algemene, sectorale of bijzondere exploitatievoorwaarden. Het door het openbaar ministerie gevorderde exploitatieverbod werd toen afgewezen als ongegrond.

De jaren nadien stelde de omgevingsinspectie diverse schendingen vast van de milieuregelgevingen inzake afvalwater en grondwater. De correcte werking van de waterzuiveringsinstallatie werd ook onvoldoende opgevolgd. Meerdere bijzondere voorwaarden van de omgevingsvergunning werden eveneens niet ten volle nageleefd.

Op 30 juni 2022 werd aan Empro een nieuwe omgevingsvergunning verleend, met daar onder andere een aantal bijkomende maatregelen om geurhinder te voorkomen. In het najaar van 2023 stelt de omgevingsinspectie echter opnieuw diverse inbreuken vast op het geloosde afvalwater, de opslag van dierlijke bijproducten, etikettering, het gebrek aan ontsmettende voet- of wielbaden, het niet nemen van de jaarlijkse grondwatermonsters,….

Ondanks een nieuw gebouwde schouw was er ook opnieuw sprake van regelmatige geurhinder. Volgens een onafhankelijk deskundige werden de geuremissies minstens sinds 12 december 2023 meerdere keren waargenomen tot afstanden van 700 tot 1.100 meter van het bedrijf. Bij sommige vaststellingen werd de geurhinder door de inspectie als onaanvaardbaar hinderlijk omschreven. Bovendien meldde de Vlaamse Milieumaatschappij op 24 mei 2024 een illegale lozing van afvalwater op het bedrijf in de put na de meetgoot.

Tenlastelegging

De eerste beklaagde (Empro) moest zich voor de rechtbank verantwoorden voor:

  • een schending van de zorgvuldigheidsplicht door het veroorzaken van aanhoudende geurhinder in de omgeving, zonder afdoende maatregelen te hebben getroffen om deze hinder verder te voorkomen.
  • een schending van de algemene, sectorale of bijzondere exploitatie- en vergunningsvoorwaarden door onder andere het veroorzaken van aanhoudende geurhinder.
  • een schending van de vergunningsplicht.

Bij gebrek aan relevantie informatie uit het strafdossier kon de rechtbank niet met zekerheid vaststellen of de tweede beklaagde als natuurlijke persoon effectief beslissingsmacht had binnen Empro. Omdat er twijfel bestaat, geldt het strafrechtelijk vermoeden van onschuld. De tweede beklaagde wordt daarom vrijgesproken voor elke tenlastelegging.

Beoordeling schuldvraag

Een exploitant is altijd verplicht om de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden na te leven. Ongeacht een verleende omgevingsvergunning moet een exploitant altijd de nodige maatregelen nemen om schade, hinder, incidenten en ongevallen - die de mens of het milieu aanzienlijk beïnvloeden - te voorkomen. Bij hinder moet de exploitant onmiddellijk de nodige maatregelen treffen om die toestand te verhelpen.

Op 30 juni 2022 werd aan Empro een nieuwe omgevingsvergunning verleend, met daar onder andere een aantal bijkomende maatregelen om geurhinder te voorkomen. Niettemin bleef de geurhinder in 2023 en 2024 periodiek aanhouden. Volgens de omgevingsinspectie konden deze voorvallen deels vermeden worden door een veel intensiever onderhoud en ver doorgedreven controle van de installaties, en het gebruik van technieken die op het opsporen van lekken mogelijk maakten.

Het staat aldus voor de rechtbank vast dat Empro, ondanks de geleverde inspanningen en investeringen, nog steeds onvoldoende maatregelen nam om dergelijke geurhinder voor de omwonenden te vermijden of minstens sterk te beperken. Het bedrijf heeft hierbij wel degelijk nagelaten om de best beschikbare technieken aan te wenden of daarin te investeren. De eerste beklaagde doet dit op heden nog steeds niet en blijkt de inspecties en aanmaningen af te wachten om dan over te gaan tot (vaak) ontoereikende investeringen.

Ook de ligging van Empro - dicht bij woningen - en de vele klachten waarvan het bedrijf reeds tien jaar op de hoogte is, moesten tot meer en snellere acties en het correct opvolgen van de aanmaningen leiden.

Strafmaat

De rechtbank heeft Empro veroordeeld tot een effectieve geldboete van 120.000 euro. Bijkomend werd een bedrag van 29.388 euro als illegaal vermogensvoordeel verbeurd verklaard.

Exploitatieverbod

Enkele omwonenden hadden net als het openbaar ministerie om een exploitatieverbod van Empro gevraagd. De rechtbank is op dit verzoek niet ingegaan.

Aan 37 burgerlijke partijen moet Empro in totaal een schadevergoeding van 89.500 euro en een rechtsplegingvergoeding van 4.709,30 euro betalen. Aan de stad Dendermonde moet Empro 1 euro schadevergoeding en een rechtsplegingvergoeding van 117,73 euro betalen.

Bijkomende motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat en de negatieve beslissing rond het exploitatieverbod hield de rechtbank rekening met volgende elementen:

  • Omwonenden van een industrieterrein, ook gelegen na een bufferzone, moeten inderdaad bereid zijn om enige hinder hiervan te verdragen, maar zij moeten geen abnormale onaanvaardbare geuroverlast over een dergelijk lange periode tolereren.
  • Een normaal voorzichtige exploitant zou een deel van de exploitatie stilleggen als een abnormale geurhinder ondanks het nemen van maatregelen blijft duren, en dit in afwachting van een effectieve oplossing. Empro zette de uitbating op geen enkel moment stop. Dit betreft een economische afweging van het plegen van het misdrijf tegenover het derven van omzet.
  • De regels ter bescherming van het leefmilieu moeten ernstig nageleefd worden. Empro kan zich niet ongestraft boven de wet stellen.
  • Door niet of laattijdig de nodige investeringen te doen, kon de eerste beklaagde bovendien een concurrentieel voordeel doen ten aanzien van bedrijven die wel correct de milieuzorgplicht naleven en steeds opnieuw in de best beschikbare technieken investeren.
  • Anderzijds zal de rechtbank tevens rekening houden met het gegeven dat er geregeld investeringen werden gedaan, weliswaar vaak te laat of ontoereikend.
  • Wat het exploitatieverbod betreft: sinds begin 2025 vindt er binnen Empro een tweewekelijkse geurwaarneming plaats door een onafhankelijk deskundige. Zo kan er een directere terugkoppeling met het bedrijf worden gemaakt, zodat men – in tegenstelling tot het verleden - op korte termijn kan zoeken naar de bronnen van eventuele (rest)geuren. Ook het recente gebruik van een 38m verticale schouw heeft voor een reductie in geuremissie gezorgd.

De rechtbank kan dus niet met zekerheid vaststellen dat er nog steeds sprake is van onaanvaardbare hinder voor de omwonenden, noch dat Empro op heden manifeste onwil toont om onaanvaardbare hinder in de toekomst te voorkomen.