30/06/2025

De rechtbank van eerste aanleg Leuven heeft vandaag twee beklaagden veroordeeld voor het niet bieden van hulp aan een kwetsbaar persoon in groot gevaar. Doordat beide beklaagden gedurende een langere periode geen hulp boden, stierf het slachtoffer in maart 2024 door ontbering en ondervoeding. Het is volgens de rechtbank huiveringwekkend dat beide beklaagden maandenlang bewust nalieten om hulp te verlenen aan een wegterend slachtoffer.

Feiten

Op woensdag 13 maart 2024 overleed een vrouw van 48 ('het slachtoffer') in een huis in Kortenberg door ontbering en ondervoeding. Het slachtoffer werkte niet, had een ziekte en was bijgevolg een persoon in een kwetsbare toestand. Het slachtoffer leefde samen met haar werkloze stiefvader ('beklaagde 1') in een kamer die ze huurden in het huis van 'beklaagde 2'. Ze hadden een hond, die trouwens op exact dezelfde dag als het slachtoffer stierf. De doodsoorzaak van de hond bleek eveneens ontbering.

Op hun kamer konden het slachtoffer en 'beklaagde 1' beschikken over sanitaire voorzieningen (wasbak, douche en WC). Ze konden verder gebruik maken van een keuken (koelkast, kookmogelijkheden) op de benedenverdieping in het woongedeelte van 'beklaagde 2'.

'Beklaagde 1' leefde dag en nacht in dezelfde kamer samen met het slachtoffer. Er bleek nauwelijks tot geen eten in huis. Het eten dat er was, was bovendien veelal vervallen. Koken gebeurde niet en er werd weinig of geen gebruik gemaakt van de keuken. Dat laatste was voor het slachtoffer zelfs niet mogelijk op momenten dat 'beklaagde 1' niet thuis was. Tijdens zijn afwezigheid sloot 'beklaagde 1' het slachtoffer in de kamer op door de klink van de deur te verwijderen.

Op het ogenblik van haar overlijden bleek het slachtoffer uitgemergeld.

'Beklaagde 1' was zonder enige twijfel op de hoogte van de precaire toestand van het slachtoffer. Toch liet 'beklaagde 1' na om hulp in te roepen voor zijn stiefdochter die hij al kende van toen ze nog kind was én met wie hij een kleine leefruimte deelde.

Uit het strafdossier blijkt dat 'beklaagde 2' op de hoogte was dat zijn beide huurders ('beklaagde 1' en het slachtoffer) aan de rand van de samenleving leefden, sterk hulpbehoevend waren en dat het slachtoffer niet goed verzorgd werd.

Oordeel rechtbank

De rechtbank van eerste aanleg Leuven verklaart 'beklaagde 1' en 'beklaagde 2' schuldig aan het weigeren van hulp aan een kwetsbaar persoon, die in groot gevaar verkeerde. Zowel 'beklaagde 1' als 'beklaagde 2' waren goed op de hoogte van de toestand van het slachtoffer, maar verzuimden gedurende langere periode om hulp te bieden.

Gezien de ernst van de feiten en het gegeven dat beklaagden over een langere periode hebben nagelaten om het slachtoffer te helpen, legt de rechtbank aan beide beklaagden een gevangenisstraf op:

  • 'Beklaagde 1' wordt veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van 15 maanden.
  • 'Beklaagde 2' krijgt een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel gedurende een proefperiode van 3 jaar.

Motivering rechtbank

De beide beklaagden hebben zich volgens de rechtbank niet bekommerd om het slachtoffer toen ze in nood verkeerde en hebben haar als een beest laten creperen. De rechtbank gaat er bovendien vanuit dat het sterven door ontbering een proces van maanden was. Het is huiveringwekkend dat beide beklaagden al die tijd de andere kant op bleven kijken en nalieten om hulp te verlenen aan een wegterend slachtoffer.

Het aandeel van 'beklaagde 2' wordt door de rechtbank wel als geringer ingeschat. 'Beklaagde 2' was als verhuurder goed op de hoogte van het feit dat het slachtoffer in groot gevaar verkeerde, maar liet na om hulp te verlenen. De rechtbank acht het verhuren van een kamer die aan geen enkele woonkwaliteitsnorm voldoet, niet als een element van hulp.

De rechtbank is van oordeel dat deze straffen passend en noodzakelijk zijn om beide beklaagden het ontoelaatbare van hun handelen te doen inzien én om herhaling te voorkomen.